De bouwwereld moet nog flinke sprongen maken op het vlak van data & digitalisering, want de juiste informatie draagt bij aan het behalen – en hopelijk overtreffen – van de klimaatdoelstellingen. Er gebeurt al veel, maar het wordt tijd om de focus te leggen op kansrijke versnellingen. Samen met experts uit diverse hoeken van het werkveld verkent Duurzaam Gebouwd die paden.
Het eerste kruispunt is die van beleid: in hoeverre heeft de data daar invloed op? Paulus Eckhardt van Ballast Nedam reageert vanuit het perspectief van een aannemer: “Het beleid vanuit overheden met het ruimtelijke besluit en het ontwerp van onze klant vormt vaak de basis voor onze handelswijze. Ons primaire proces is het engineeren en bouwen van projecten en in alle bouwfases genereren wij data. Al die informatie kunnen we overdragen naar de beheer- en onderhoudsfase, combineer dat met data uit de operationeel beheerfase en we kunnen de volledige levenscyclus van gebouwen optimaliseren.”
Vanuit IGG Bouweconomie komt die benadering Djordy van Laar bekend voor: “Je gebruikt data ook om een volgend project nóg beter uit te voeren. Voor ons is dat in de initiatief en ontwerpfase belangrijk. Aan het eind van de ontwerpfase, als aannemersbegrotingen worden ingediend, kunnen wij toetsen of onze begrotingen kloppen. Zo leren we continu van data. We analyseren de data, halen daar inzichten uit en verwerken die vervolgens tot kengetallen voor nieuwe projecten. De volgende stap is dat we ook data gaan verzamelen in de gebruiksfase, bijvoorbeeld sensoren die inzicht geven in het werkelijke energieverbruik. Zo kunnen we steeds meer leren van feitelijke gebouwprestaties en deze vervolgens weer toepassen aan de ontwerptafel”.
Goede standaarden
Hij ziet dat data onder andere een belangrijke rol heeft bij het opstellen van de warmtetransitievisies, die gemeenten eind 2021 gereed moeten hebben. “De diversiteit van gegevens die wordt ingezet is groot, waaronder GIS en andere externe informatie. De data gebruiken we in alle fases van het bouwproces en we zien vooral nog een uitdaging in het spreken van dezelfde taal. Dat gebeurt nu nog niet, maar moet wel, om informatie eenvoudiger uit te wisselen en snelheid te maken.” Juist met dat gedachtegoed is Jacqueline Meerkerk van het BIM Loket aan de slag. “Als je data wilt gebruiken over de verschillende bouwfases, dan heb je goede, open standaarden nodig, zodat er geen waardevolle informatie verloren gaat. Ook wordt data over gebouwen vaak nog los gezien van de ruimtelijke omgeving, maar dat kan veranderen met de omgevingswet. Om de data voor iedereen relevant en bruikbaar te maken is toepassing van BIM met open standaarden zeer gewenst.”
Hoe ver zijn we nog verwijderd om tot BIM als standaard te komen? Het gaat langzaam, maar ‘gestaag’, zo geeft de BIM Monitor aan: “De groei in BIM volwassenheid in de sector valt daarbij op”, gaat Meerkerk verder. “Uit onderzoek blijkt dat de voordelen wel worden ingezien, BIM staat niet ter discussie. Maar het gaat niet snel genoeg en partijen ‘zitten op elkaar te wachten’. Er is behoefte is aan communicatie en trainingen, om kenniskloven te dichten en de complete sector mee te nemen, en aan verdere standaardisatie.” Die behoefte aan kennisoverdracht bespeurt ook Eckhardt: “We werken samen met veel verschillende partijen en we drukken nog te weinig standaarden of verplichtingen voor BIM-uitwerkingen door naar onze ketenpartners. Tegelijkertijd is het zo dat de roep om data steeds groter wordt en zou werken in BIM in dus minimaal een criterium moeten zijn om samen te werken.”
Van belemmering naar kans
De experts zien in de bestaande bouw nog een belemmering die kan worden omgevormd naar een kans. “Veel gebouwen, zelfs die twintig jaar geleden ontwikkeld zijn, hebben verouderde technologie”, geeft Wilfred Van der Plas van DWA aan. “Je kunt er een update aan wagen, maar soms is die complex en moeten er in het gebouw aanpassingen worden doorgevoerd”. Ook Van Laar ziet de forse renovatieopgave. “De bruikbare delen van bestaande bebouwing zouden we – vanuit circulariteitsoogpunt – moeten behouden. Als daar nieuwe materialen en state-of-the-art (sensor)technologie aan wordt toegevoegd en we leggen dit alles vast in een digitale tweeling, dan zijn gerenoveerde gebouwen klaar voor de toekomst.”
Om de versnelling naar verduurzaming in te zetten speelt overheidsbeleid een essentiële rol. Eckhardt kijkt met enige jaloezie naar Groot-Brittannië, waar het verplicht is om met BIM Level 2 te werken bij het grootste deel van de projecten. “In Nederland hebben we eenzelfde versnelling nodig om de doelstellingen van het Klimaatakkoord te halen. Die halen we namelijk niet als we de keuze voor BIM af laten hangen van vrijwilligheid. Daar moet blijkbaar toch een stok aan te pas komen.” Meerkerk reageert hierop met haar oog op de DigiDeal en de uitkomsten ervan: “We willen wel naar o’n ambitie toewerken, maar het is blijkbaar nog te ingewikkeld. Het vraagt echt regie vanuit de Rijksoverheid.” Dat vrijblijvendheid om BIM te gebruiken ongewenst is, blijkt ook uit de adoptie bij andere bloedgroepen. Met meer dan 2 miljoen woningen in de portefeuille zijn woningcorporaties een belangrijke groep om verandering door te voeren. “Toch leveren ze nu nog woningen zonder BIM-model op”, vervolgt Eckhardt. “Dat terwijl een corporatie voordeel heeft van een BIM-model, vooral tijdens de exploitatiefase.” De businesscase voor verduurzaming en renovatie kan daarmee positief veranderen: kosten kunnen bijvoorbeeld worden verlaag door met gebruik van data beheer en onderhoud te doen.”
Digital Twin: pionieren
Op welke manier gaan we dan wel de versnelling vinden die we zoeken? De experts kijken hoopvol naar de uitkomsten van Brains for Buildings, een consortium met TU Delft aan het hoofd, dat slimme methodieken en algoritmen moet bedenken die bijdragen aan de operationele intelligentie van gebouwen. Van der Plas: “Brains for Buildings wil een stap zetten richting een open standaard en de brug slaan naar de eindgebruikers. Iedereen uit de keten is vertegenwoordigd in het initiatief en het project krijgt een aantal livings labs [6 in totaal, red.], waarin de prototypes aan testen worden onderworpen in een beschermde omgeving.” Volgens hem staan we aan de vooravond van de ontwikkeling van een digital twin, een digitale tegenhanger voor een gebouw. Hoe ziet dat eruit volgens hem en welke niveaus zijn er? “Als je bedacht hebt met welke onderwerpen je aan de slag wilt ten behoeve van de gebruiker, dan kun je daar sensoren en platforms op inrichten.” Daarmee is de digital twin wat hem betreft het optimum: “We hebben van ons hoofdkantoor ook een digital twin gemaakt en digitaliseren op dit moment onze kennis en diensten.”
De digital twin is nu nog ‘pionieren’ en is nog niet denkbaar voor alle gebouwen in Nederland. Toch kan dit evenbeeld, waarin ontwerp tot exploitatiefase worden uitgelicht voor een grote verduurzamingsslag zorgen. “Met de twin in handen is het zelfs mogelijk om processen opnieuw te doorlopen en te doorgronden hoe alternatieve keuzes het resultaat beïnvloeden”, weet Eckhardt. “Dat leidt ertoe dat we in alle fases verbeteringen kunnen doorvoeren en het meest optimale resultaat bereiken, wanneer dan ook in het proces.”