Symbiose

Met het slotstuk van de Duurzaam Gebouwd Expeditie 't Veen bereikten de expeditieleden de top van de berg. ‘Symbiose’ stond centraal, het bij elkaar komen van visies, het uitspreken van uitgangspunten en het vaststellen van hoge ambities. “Deze zesde bijeenkomst hebben we nodig om de onderzoeksvraag waar we mee van start gingen, te beantwoorden”, aldus Sybold Herder van de gemeente Hattem.

Een ontwikkeling die helpt bij het vormen van ambities is een weegsysteem dat Hattem wil toepassen. Het is mogelijk om te scoren op verschillende thema’s, gebaseerd op onderdelen die besproken werden tijdens eerdere expeditiebijeenkomsten. “We willen samen met jullie nagaan of het weegschema voldoende ambitie bevat en of het rekening houdt met jullie belangen”, benoemde Herder als doel.

Eerst inspireerde gastspreker John Nederstigt, oud-wethouder van de gemeente Haarlemmermeer, die vertelde over nauwe samenwerkingen en de winst die daaruit voortkomt. “Vanmiddag wil ik jullie meenemen in integrale gebiedsontwikkeling. Ik ga prikkelen”, gaf hij aan, “want jullie willen innoveren en dat is niet voor mietjes.” Het begint volgens hem met ‘een samenwerking als vrienden’, maar hoe bouw je vertrouwen op om elkaar de spreekwoordelijke hand te schudden? “Een comfortzone is een mooie plek, maar daar groeit en bloeit weinig. Kom daar allereerst uit. Iedere partij heeft een eigen belang en het eerste wat je moet doen is elkaar respecteren vanwege dat belang.”

Vrienden van ’t Veen

Een tweede vereiste voor een vriendschap in samenwerking is het aangaan van een langere relatie, om een duidelijkere prestatieafspraak met elkaar te formuleren. “Co-creatie zorgt ervoor dat je met meerderen aan de tekentafel zit en met het grootste gemeenschappelijke belang, voor een langdurige periode, afspraken maakt.”

Hij verbindt de twee pijlers met de realisatie van Park 20|20 in Hoofddorp, vooralsnog het grootste Cradle to Cradle-kantorenpark ter wereld, waar ieder gebouw volledig gedemonteerd kan worden. “Door als vrienden met elkaar samen te werken, realiseerden we hier een gezond en circulair kantorenpark dat een stuk goedkoper is voor de ontwikkelaar én voor de huurder, op allerlei fronten.”

Een andere succesfactor is volgens Nederstigt lef. Delta Development, de ontwikkelaar die met het park aan de slag ging, had daar voldoende van, volgens hem. “We hebben samen een groeimodel gemaakt. Een duurzaam en aantrekkelijk kantoorpark zorgt ervoor dat er veel blije huurders zijn, die niet zomaar weggaan. De leegstand is na tien jaar dan ook nul.”

Hij vindt het park ook een goed voorbeeld van waarom je als bouwer verder moet kijken dan je neus lang is. “Gezonde gebouwen geven een goede werksfeer en daardoor is het personeelsverloop lager. In dit geval zo’n 80% dan regulier. Reken je dergelijke baten mee, dan ga je heel anders met elkaar samenwerken aan ontwikkelingen en ga je met innovatie aan de slag.”

Realisme beperkt dromen

Hij wijst daarbij op het lonken van het ‘wegzetten van zoveel mogelijk vierkante meters’ voor een gemeente. “Denk niet in rendementen op eigen vermogen. Als je daarop gaat sturen, krijg  je nooit de gewenste kwaliteit”, adviseert hij. Ook ontmoedigt hij het omkaderen van een droom in realisme. “Als je steeds terugkomt op een realistische blik voor het gebied, ga je nooit je droom realiseren.”

Natuurlijk gaat het ook een keer mis. “Dan moet je dat accepteren en elkaar durven helpen. Dat betekent voor de gemeente dat zij met hun college aan een andere manier van werken toe zijn. Het college moet dus ook voor de lange termijn durven gaan en iets nieuws willen proberen.”

Voor ’t Veen benoemt hij een gezamenlijk stakeholdermodel met bijvoorbeeld marktpartijen als optie. “Je kunt samen een fonds maken, waarmee je eenvoudiger kwaliteit nastreeft en waarin iedereen een investering doet. Daarmee zijn alle partijen betrokken bij de ontwikkeling.” Het idee van een fonds klinkt voor veel mensen aanlokkelijk. “Maar als je ze vraagt om financieel verantwoordelijkheid te pakken, dan wordt het vaak lastiger. Let daarop.”

Ambitie

Een botsproef begeleid door Joske Poelstra van RHO moest uitwijzen hoe de geambieerde integraliteit voor ’t Veen tot ambitie kan leiden. “Is de ambitie hoog genoeg?”, vraagt Herder zich af. “Het voorbeeld dat we geven is fictief, maar tegelijkertijd niet ondenkbaar.”

De bedoeling voor ’t Veen is de Crisis- en Herstelwet voor het bestemmingsplan uit te werken. Naast het bestemmingsplan wordt een afwegingskader geschetst. Om flexibiliteit te behouden, is die aanpasbaar. “Als we twee jaar verder zijn in het gebied en er zijn ontwikkelingen of innovaties, dan kun je dat eenvoudiger aanpakken dan het bestemmingsplan”, geeft Poelstra aan. “Daarom hebben we een kompas ontwikkeld, met pijlers als woon- en leefklimaat, duurzaamheid, woningtypologie, mobiliteit, architectuur en gebruiksruimte.”

Expeditieleden vroegen zich af of deze methodiek rigiditeit met zich meebrengt. Poelstra verzekerde dat flexibiliteit juist het uitgangspunt is: “Dat moet de combinatie afwegingskader en bestemmingsplan bewerkstelligen en daarmee krijgen we onze gezamenlijke bewegingsvrijheid.”

Inspelen op veranderende trends

Het eerste thema is de gebruiksruimte, waarover John Nederstigt zich afvraagt of er voor bouwers en gebruikers voldoende ruimte is om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. “Een voorbeeld is een grotere beschikbaarheid en gebruik van elektrische auto’s, die ervoor zorgt dat er een andere geluidsbeleving en -impact is.”
Volgens Arno Kleine Staarman van gemeente Hattem is er ruimte om rekening te houden met veranderende trends als deze: “Op het moment dat de innovatie of de veranderende trend zich aandient, kun je flexibel inspelen op de actuele situatie met een dynamische verwijzing. Daarin kan het geschetste en aanpasbare kader een rol spelen.”

Een tweede onderwerp is het woon- en leefklimaat, waarbij onder andere wordt gekeken naar de afstand van het initiatief tot de openbare ruimte, gemeenschappelijke voorzieningen en tot onderwerpen als gezondheid. Hoe prettig is het om te wonen op de locatie en welke mogelijkheden zijn er voor vrijetijdsbesteding? Moet de markt worden uitgedaagd om meer aandacht te besteden aan een groenere, fijnere leefomgeving?
Roy Venekamp van Stafier meent dat het abstractieniveau hoger mag, wanneer je praat over bijvoorbeeld ‘levensloopbestendigheid’: “Een hoger niveau is je richten op de mogelijkheden om in te spelen op maatschappelijke en demografische veranderingen.”

Duurzaamheid: vanzelfsprekend

Vanzelfsprekend kwam duurzaamheid ook terug als onderwerp: energiepositief, waterberging, hittestress, klimaatpositief, biodiversiteit en SMART-grid zijn onderdelen hiervan. Jasper Timmer van Vallei en Veluwe: “Het onderdeel ‘waterberging’ is wellicht te smal, want het gaat over het complete functioneren van water. Hoe kun je ervan gebruikmaken en gemak ervan hebben? Venekamp vult aan: “Door natuurinclusief te ontwerpen, versterk je de natuur en vice versa. Dit kan betekenen dat je op een natuurlijkere manier je duurzaamheidsdoelen bereikt.”

Peter Musters van VBI vult aan over de toepassing van hoogwaardig hergebruikte materialen: “Wellicht kun je een pijler opnemen om laagwaardig hergebruikte materialen te ontmoedigen of zelfs uit te sluiten.” Musters acht een zwaardere weging van circulariteit op zijn plek, gezien de maatschappelijke opgave rondom grondstoffenverbruik. “De rol als overheid sluit goed aan op het invullen van deze kans. Waardeer hoogwaardig hergebruik.”
Nederstigt vervolgt: “Denk ook aan het sociale aspect: het benutten van de openbare ruimte, zoals appelbomen voor eigen gebruik, maar ook centraal. Als je een ruimte hebt waarin je elkaar ontmoet, wordt dat iets van belanghebbenden samen. Daarnaast is het interessant om te bekijken of je in een wijk 24 uur per dag dynamiek kunt krijgen.”

Remontabel

Woningtypologie is het vierde thema. Past het woonprogramma binnen de ambitie van het deelgebied en welke innovatieve woonconcepten (tiny house, loft, levensloopbestendig) zijn er mogelijk? Erwin Rütgers van abcnova geeft aan dat het belang van dit onderwerp afhangt van ketenpartners, zoals woningcorporaties. Nederstigt noemt nog de kans om 100% remontabel als voorwaarde te stellen. ”Een vraag aan de architect of ontwikkelaar is om een wijk te creëren die adaptief is.”

Een volgend onderwerp is mobiliteit, met elementen als verkeersintensiteit, deelmobiliteit, parkeervoorzieningen, autovrij en autoluw en bereikbaarheid. Martin Kanis van Dura Vermeer: “Hoe kun je met de tijd transformeren en het doel dienen op dat specifieke moment? Deelmobiliteit is een onderdeel van die veranderende mobiliteit. Parkeernormen worden nog te vaak rigide over beleidsplannen gezet en daar zou je van kunnen afstappen, maar je moet het wel willen.” Erik Haverkort van de gemeente Hattem: “Met winkels om de hoek kunnen we samenwerkingen inzichtelijk maken. Hoe kan worden samengewerkt om bijvoorbeeld omwonenden op winkelterreinen een elektrische auto op te laden?”

Architectuur

Het laatste thema is architectuur, met onder andere variatie in de architectuur, hiërarchie, directe relatie, entrees en erfafscheidingen. Voor dit onderwerp vinden expeditieleden dat Hattem zich niet moet vastpinnen op bijvoorbeeld specifiek materiaalgebruik, maar dat bijvoorbeeld de meest circulaire materialen moeten worden nagestreefd. 

Herder sluit de laatste expeditiebijeenkomst af, voordat hij in de avonduren aansluit bij gesprekken met andere belanghebbenden. Hij blikt vooruit: “We willen een bestemmingsplan maken met de expeditie-uitkomsten in de hand. We willen randvoorwaarden creëren waarin de transformatie de komende tien jaar mogelijk wordt. Met de input die we hebben gekregen en de ontwikkelingen die we zien gebeuren en de energie die ontstaat, gaat dit zeker mogelijk worden. Het is aan de initiatiefnemers om dit in te vullen. We zien elkaar fysiek, als het weer kan, op een terras in Hattem of bij een bedrijfsbezoek aan Park 20|20 in Haarlemmermeer."

Gebiedsontwikkeling ’t Veen

‘t Veen is onderdeel van een stedelijke transformatie die Hattem groen, vitaal en klimaatadaptief maakt. Het voormalige bedrijventerrein trekt de omliggende natuur naar de stad toe en wordt getransformeerd tot een duurzame en gezonde woon-, werk- en recreatiebestemming. Voor deze ambitieuze en complexe opgave zocht de gemeente Hattem naar toepasbare kennis over duurzame toepassingen, zodat de transformatie van het gebied naar een hoger niveau kan worden getild.

Duurzaam Gebouwd Expeditie

De Duurzaam Gebouwd Expeditie is gestoeld op verbinding. Duurzaam Gebouwd creëerde de Expeditie om complexe opgaves in te vullen met ambitieuze opdrachtgevers, zoals de gemeente Hattem. Samen zochten we naar een selecte groep van deskundige partijen op het vlak van energie, klimaatadaptatie, circulariteit, slimme stad en innovatieve woonvormen, om samen op ontdekkingsreis te gaan binnen ontwikkelingsgebied ’t Veen. De kracht schuilt in het betrekken van een grote diversiteit aan partners: bouwers, innovators, installateurs en ontwikkelaars zijn onder andere vertegenwoordigd als expeditiepartner. Duurzaam Gebouwd heeft een centrale begeleidende rol binnen deze reis, met als doel de gemeente een stap verder te brengen in de ontwikkeling, alsook om de expeditieleden exposure en kennis te bieden.

Deel dit artikel

permalink