In juni kwam het dringende advies van de Sociaal Economische Raad (SER) om de 11,4 miljard euro subsidie voor energieopwekking met houtige biomassa te stoppen. Het advies deed veel stof opwaaien: is het stoken van biomassa slecht of juist goed? Wij laten enkele experts aan het woord.
Foto: Van den Berg Hardhout
In het Klimaatakkoord van 2019 speelt biomassa een belangrijke rol. Een van de toepassingen in het document is energieopwekking, waarbij ‘hout en ander materiaal’ steenkool en aardgas kunnen vervangen bij het opwekken van stroom en bij productieprocessen. Een jaar na de ondertekening van het Klimaatakkoord worden er al vraagtekens gezet bij die toepassing.
De SER beweert dat de stook van biomassa slechte gevolgen heeft voor het klimaat vanwege CO2- en stikstofuitstoot. Alternatieve manieren voor energiewinning, zoals geo- en aquathermie en zonne- en windenergie, kunnen binnen “afzienbare tijd” worden ingezet, aldus de SER. Dát betwijfelen diverse wetenschappers: de alternatieve energiebronnen zijn volgens hen nog lang niet grootschalig inzetbaar. Bovendien past de stook van biomassa in een circulaire economie als de vrijkomende CO2 opgevangen kan worden.
Balans bewaren
Volgens Mark Kemna van FSC Nederland ligt de crux van de kwestie in die CO2-opvang. Stook van houtige biomassa kan wellicht een positieve milieu-impact hebben op voorwaarde dat “het niet ten koste gaat van bossen”.
Bossen slaan CO2 op, dus als je de balans weet te bewaren tussen groei en stook, kom je tot een CO2-neutraal proces. Oftewel: “Als je houtproducten stookt, haal dat hout dan in ieder geval uit een duurzaam beheerd bos. Dat is punt één.” Punt twee is dat er in dit proces van groei en stook nog vaak een stap ontbreekt: de kwaliteit van hout als bouwmateriaal. “Hout is een fantastisch bouwmateriaal”, aldus Kemna. “Het is hoogwaardig toe te passen, zoals in kozijnen, en dan legt het ook nog eens langer CO2 vast. Voldoet het niet meer, dan kun je het recyclen voor een laagwaardige bestemming, vaak meermaals. Op het eind van die keten heeft het dan vaak nog altijd de kwaliteit om het eventueel te verbranden. Dat cascadegebruik speelt een belangrijke rol in circulariteit.”
CO2-negatief
Volgens Kemna kan er door effectief gebruik van hout als bouw- en eventueel stookmateriaal meer terug groeien dan we gebruiken. “Als je hout gebruikt in de bouw, dan is het soms na dertig jaar aan het einde van zijn levenscyclus. Het klopt dat een andere boom niet binnen die dertig jaar terug is gegroeid, maar je moet bij duurzaam bosbeheer ook kijken naar het hele bossysteem, niet een specifieke boom. In dat bossysteem is vaak zelfs binnen twaalf jaar alweer dezelfde hoeveelheid hout terug gegroeid.”
Bovendien is hout van nature circulair, zegt Kemna. “Bij circulariteit wordt vaak aan de technische kringloop gedacht. Van staal wordt vaak verondersteld dat het een tweede leven krijgt na honderd jaar, terwijl dat vaak veel bewerking kost en ook de productie veel milieu-impact heeft. Hout heeft juist de kwaliteit om in een tweede leven nog veel te betekenen. Zo is hout licht, dus makkelijk te transporteren en te bewerken en kun je het in principe aan het eind van de levensduur terugbrengen naar de natuur om als voedingsbodem van nieuw hout te gebruiken.”
Tech versus bio
Waarom is er dan toch zo’n ophef? De onverwachte draai van de politiek lijkt de grootste irritatiefactor. Kemna vermoedt dat het een geval van voortschrijdend inzicht is bij de politiek, iets waar hij wel kan inkomen. “Ik heb zelf ook zo’n houtkacheltje staan waar ik afgelopen winter toch minder in heb gestookt. Dat heeft toch veel nadelen, meer dan ikzelf ooit heb beseft. Als je kijkt naar de hoeveelheid informatie die voortkomt uit de media, kan ik mij voorstellen dat de politiek wat onrustig wordt van de publieke opinie.”
Ook Marijn Emanuel van Madaster vindt het lastig om te zeggen wat de juiste keuze in deze kwestie is. “Ik kan mij voorstellen dat een aantal natuurlijke producten niet geschikt is om in bouwmaterialen te verwerken, maar wel voor de energieproductie”, aldus Emanuel. “Maar hout lijkt mij dan weer een logische keuze om eerst als bouwmateriaal in te zetten. Volgens mij is hout de enige grondstof die zichzelf op duurzame manier kan vernieuwen. Je plant een zaadje en daar komt een plant uit om te oogsten, maar ook meer zaadjes. Die zaadjes zet je in voor hernieuwbare producten zodat je ander materiaal daarvan spaart. Als je dat op gebalanceerde manier weet vol te houden, kun je een tijd vooruit.”
Met ander materiaal doelt Emanuel onder andere op de fossiele grondstoffen. “Het liefst gebruik je voor alle producten die slijten biomateriaal, omdat dat hergroeibaar is. Fossiel materiaal verwerk je dan in producten die niet verloren gaan. De vraag is dus vooral: waarvoor ga je de biologische materialen inzetten? Voor producten, energie of voeding?” Naar het antwoord op die vraag lijkt de sector nu op zoek.
Oogt simpel, is complex
Bouwers en ontwikkelaars ontbreekt het dus nog aan kennis. Dat heeft tijd nodig, maar er zijn partijen die de kar kunnen trekken. Volgens Kemna is Madaster daar een van, mits een betere waardering van biologische materialen in de bouw de milieuwinst extra kan benadrukken. Kemna: “Het grondstoffenpaspoort richt zich vooral op het tweede leven, maar wat er aan de voorkant ingaat, zou ook een zo laag mogelijke milieu-impact moeten hebben. Anders zeggen staalproducenten: ‘We leggen het vast in het paspoort, dus we zijn circulair en dus goed bezig.’”
Foto: FSC Nederland
Emanuel geeft toe dat het model momenteel geen waarde hecht aan biologische producten, maar dat Madaster hard werkt aan het inzichtelijk maken van circulaire materialen. “Daar hebben we al stappen in gezet met een aparte categorie voor snelle hernieuwbare grondstoffen”, aldus Emanuel. Dat behoeft wel nog wat doorontwikkeling. “Klei voor de baksteenproductie wordt bijvoorbeeld als snel hernieuwbare grondstof herkend, omdat slib in Nederlandse rivieren telkens opnieuw neerslaat. Daar heb ik gevoelsmatig mijn vraagtekens bij. Lokaal is het wel ‘hergroeibaar’, maar dat slib komt ook ergens vandaan.”
Emanuel benadrukt nogmaals dat hieraan gewerkt moet worden. Niet of, maar waar Zoals staatssecretaris van Milieu Stientje van Veldhoven recent aangaf, is het vooral de vraag ‘waar, wanneer en hoe lang’ biomassa ingezet moet worden. Volgens haar is biomassa onmisbaar voor het halen van klimaatdoelen en dat komt beter tot uiting als die biomassa in de bouw en chemische sector wordt gebruikt. Van Veldhoven benoemt in haar advies specifiek dat “de ene biomassa de andere niet is”, waarmee ze benadrukt dat het dilemma niet zo zwartwit is.
Om die reden adviseert de SER het woord biomassa in te wisselen voor biogrondstoffen. Kemna sluit zich hier bij aan, want hij merkt op dat de discussie over de stook van biomassa vaak te plat wordt geslagen. “Veel mensen denken bij biomassa alleen aan verbranding in ovens”, aldus Kemna. “Dat is jammer, want biomassa betekent eigenlijk alles wat je met natuurlijk materiaal kan doen.” Denk aan houttoepassingen, maar ook aan vezels voor isolatie of biogas ter vervanging van aardgas. Dergelijke toepassingen zijn en blijven een belangrijk onderdeel van het Klimaatakkoord.
Derhalve is de verbranding van biomassa – of dus biogrondstoffen – voor het opwekken van warmte en elektriciteit niet uitgesloten, aldus de SER, maar staat enkel lager op de ladder ten opzichte van de bouw en chemische sector. Zo concludeert Emanuel: “Uiteindelijk moeten we op zoek naar een balans in het gebruik van alle middelen. De ene plek op aarde is ook de andere niet.”
Tekst: Reinoud Schaatsbergen