Het Planbureau voor de Leefomgeving publiceerde vandaag een rapport met daarin de conclusie dat het onmogelijk is om koopwoningen voor 2050 woonlastenneutraal te verduurzamen. Duurzaam Gebouwd-expert Jan Willem van de Groep is het niet eens met die conclusie en vindt het rapport veel te beperkt.
In het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL, door F. Schilder & M. van der Staak) wordt de huidige energierekening van eigenaar-bewoners vergeleken met de energierekening na verduurzaming plus de investeringslasten. De conclusies op basis van diverse aannames is dat voor de meeste huishouden ‘woonlastenneutraliteit’ niet haalbaar is en het voordeliger is om (nog even) niets te doen.
“Ik ben het eens met de conclusie dat er nog heel veel moet gebeuren, voordat je voor een flink aantal woningtypes op het niveau van ‘woonlastenneutraal’ uitkomt”, begint Van de Groep (Factory Zero). “Maar de slotconclusies vind ik te somber en ik kan ook niet echt meegaan in de keuze voor de cijfers. Dit rapport is daarom te beperkt, want het gaat maar over één woningtype: een tussenwoning met een woonoppervlak van 110 vierkante meter. En die is zeker niet 100 procent representatief voor de Nederlandse woningvoorraad. De werkelijk is veel complexer.”
Simpele ingrepen
De samenstellers erkennen dat, maar Van de Groep stelt dat ook de analyses op basis van het energielabel niet voldoende deugen. “Er is er veel gerekend met het energielabel G en zoveel woningen zijn er niet met dat label. Het gemiddelde van de woningvoorraad zit op een hoger niveau. Het scheelt echter nogal als je naar label B toerekent vanaf een label C of E in plaats van een label G.”
“Zo wordt niet helder gemaakt”, vervolgt Van de Groep, “dat je al met een paar simpele ingrepen een heel behoorlijke energiebesparing kunt bereiken. Dan ben je nog niet op het niveau van ‘energieneutraliteit’, maar daarna kun je nog met enkele losse maatregelen op het niveau komen waar je met een flink deel van de woningvoorraad in 2050 wilt zijn. Door de beperkte keuze in de analyses is het rapport nu geen goede weergave van de werkelijkheid geworden. En daar worden uiteindelijk wel de conclusies op gebaseerd.”
Goed moment
Op details heeft Van de Groep nog meer verbeterpunten voor de analyse. “Zo ontbreken enkele waarden die je ook moet meerekenen en dan heb ik het bijvoorbeeld over wooncomfort. Ook moet je inschatten wat de winst is van het uitvoeren van maatregelen op het moment dat er gemuteerd wordt. Dat doen woningcorporaties ook, maar dan met een heel complex van woningen met geplande renovaties.
Per jaar verwisselen er in Nederland 220.000 woningen van eigenaar en dat is het moment dat achterstallig onderhoud wordt weggewerkt en er vaak een woningverbetering plaatsvindt. Dat is een goed moment om dat te combineren met het verduurzamen. Daardoor wordt het verduurzamen als onderdeel van een groter geheel goedkoper, maar dat perspectief mis ik in deze analyse van het PBL.
Tevens kan dat moment ook nog financieel aantrekkelijker worden gemaakt door een hypothecaire oplossing. Je kunt dan een groter bedrag lenen en profiteert van een lagere rente.”
Aanbeveling in hoofdstuk 5
Van de Groep heeft in mei het rapport al van commentaar mogen voorzien, maar plaatste er stevige opmerkingen bij en heeft niet zijn fiat aan het geheel gegeven. Hij is het niet eens met de conclusies, maar zag wel dat een van zijn aanbevelingen werd meegenomen: draai de analyses om (hoofdstuk 5). Neem niet de huishoudens als uitgangspunt, maar de partijen aan de aanbodzijde van de markt, de bouw- en installatiebedrijven. Van de Groep: “Vraag je ook af wat de bouwwereld moet realiseren om de energietransitie mogelijk kunnen te maken. Reken maar uit wat het wél mag kosten in plaats van te stellen dat het allemaal niet kan.”
Van de Groep heeft er ook meteen een concreet voorstel bij, dat aansluit op het bovenbeschreven mutatiemoment. “Bouw- en installatiebedrijven zouden een compleet aanbod voor een renovatie en verduurzaming moeten ontwikkelen, dat bij de makelaar op het schap klaarligt voor het moment dat een particulier een huis aankoopt. In die zin ben ik wel blij met de toevoeging van hoofdstuk 5 in het rapport.”
Teneur
“De toine of voice van het rapport is uiteindelijk dat er met allerlei aannames wordt gewerkt en het daardoor zo vol zit met beperkingen van het model, dat je eigenlijk niet meer van een goede werkelijkheid kunt spreken. Zowel aan de aanbodkant, als aan de financieringskant en de vraagkant wordt er uiteindelijk met een te beperkte blik naar gekeken. De mainstream media nemen nu die negatieve teneur over en dat is bijzonder jammer.
Omdat mijn naam er in staat, wordt gesuggereerd dat ik het met het rapport eens ben en dat is raar. De boodschap is veel te somber en niet goed voor de toonzetting ten aanzien van de energietransitie. Het rapport had evengoed juist aanknopingspunten voor de energietransitie kunnen bieden. Vandaar dat ik heb verzocht mijn naam eruit te halen, want er wordt met de conclusies een veel te grote broek aangetrokken.”
Meer info: Planbureau voor de Leefomgeving
Tekst: Ysbrand Visser
Foto: Shutterstock