Moet er een basisniveau van kennis over een gezond binnenklimaat gelden voor vastgoedbeheerders? Moeten we dat vatten in regels of labels, of ligt er een eigen verantwoordelijkheid? Over die vragen bogen vier Duurzaam Gebouwd-experts zich in deze digitafel Gezonde Gebouwen.
De rondetafel trapt af met een consensus: we moeten niet doorschieten in regelgeving bovenop wat we al hebben. In plaats daarvan moeten we alle partijen, van eigenaren tot medewerkers, begeleiden om de juiste keuzes te maken. Daar waren alle deelnemers het over eens. Aan de digitale tafel zaten Joep Breukels (commercieel directeur Renson), Gert Pater (accountmanager partner Schneider Electric), Marc Kooij (senior business development manager Strukton Worksphere) en Martin Wendels (directeur WOLF Energiesystemen).
Coronadisclaimer
Onvermijdelijk in een gesprek over een gezond binnenklimaat is de coronapandemie. Ventilatie wordt veelal genoemd als een van de belangrijkste pijlers in deze kwestie, maar de deelnemers benadrukten dat we ons daar niet blind op moeten staren. De gezondheid van gebouwgebruikers is leidend, op ieder aspect. Het voorkomen van het verspreiden van virussen is daar één van. Het momentum hebben we mee, aldus Pater: “Het wordt, zeker in een tijd waarin velen thuiswerken, nog belangrijker om een gezond gebouw te hebben, omdat dit meerwaarde in de markt heeft.”
Bovendien, zegt Kooij, worden we door de pandemie allemaal met onze neus op de feiten gedrukt. “Mensen zijn met gezondheid in gebouwen bezig en zij gaan vragen stellen. Dan kan je als vastgoedeigenaar niet meer je hoofd in het zand steken.”
Gezondheidslabel
Er ligt een schat van kennis over een gezond binnenklimaat bij ontwikkelaars en installateurs. Het zijn echter de gebouweigenaren die voor lange tijd aan het gebouw verbonden zitten, soms gedurende meerdere gebruiksfases. Volgens Wendels ontbreekt het bij veel gebouweigenaren nog aan inzicht over de invloed van het binnenklimaat op de werknemers.
Wendels: “Gebouweigenaren zitten in een verhuursituatie. Ik begrijp dat het voor hen belangrijk is dat oplossingen of aanpassingen in een gebouw waarde toevoegen. Een gezond gebouw zal voor hen commercieel interessant moeten zijn. Labels kunnen helpen dat inzichtelijk te maken.” Volgens Wendels kan zo’n label net als een energielabel fungeren, die de zachte waardes inzichtelijk maakt bij bijvoorbeeld eigendomsoverdracht.
Volgens Kooij kan zo’n label fungeren als kader, maar indirect ook als aanjager. “Denk aan de PvE Gezonde Kantoren of de PvE Frisse Scholen, die bieden een mooie opzet”, aldus Kooij. “Daarmee kun je de ambitie van de gebouweigenaar vaststellen, zodat je een aantal leidende ontwerpprincipes hebt. Dat geeft goede voorbeelden in de markt, wat weer een aanjaageffect teweegbrengt.”
Label versus WELL
In zo’n label of programma van eisen zien de deelnemers wel heil, zeker als daarmee een ‘pakket met wet- en regelgeving’ wordt vermeden. “Een boekwerk met ingewikkelde taal maakt het voor de eindgebruiker of gebouweigenaar niet duidelijker”, aldus Pater. Er lijken kansen te liggen om zo’n label samen te voegen met een bestaand pakket. Breukels opperde daarop het idee van een Gezondheid Prestatie Coëfficiënt. “De meeste medewerkers vinden het niet erg om te werken in een gebouw met energielabel G, D of B, maar voor gezondheid is dat toch anders. Dat kan een grote stimulerende werking zijn.”
Volgens Wendels is zo’n coëfficiënt een waardevolle tegenhanger voor de WELL Building Standard: “WELL is helaas voor een gemiddeld gebouw niet haalbaar; te ingrijpend en kostbaar. Een algemeen gezondheidslabel waarborgt dat werknemers gaan eisen wat er met het gebouw gebeurt. Dan krijg je een beweging gaande.” Toch is een label geen wondermiddel, kaart Kooij aan: “Een label zegt een gebruiker op zich niets, data wel. In The Edge word je bijvoorbeeld via een scherm geïnformeerd wat de status van het gebouw is. Dat werkt mee aan het gevoel dat je in een gezond gebouw zit.”
De meerwaarde
Laten we ook niet de rol van de werkgever vergeten. Volgens Wendels mag duidelijker naar voren komen dat zij ook een verplichting hebben om een gezond binnenklimaat te waarborgen. Die wil uiteindelijk ook tevreden medewerkers hebben. Voorbeelden van gezonde gebouwen zijn nu al te zien in bedrijven die ook veel andere extra’s aanbieden. “Zoals een strijkservice of smoothies voor het personeel”, zegt Breukels. Maar: “Dat zijn witte raven, vergelijkbaar met The Edge. Ik denk niet dat we moeten wachten tot die groep de meute meetrekt.”
De prestigieuze projecten moeten het veelal hebben van subsidies en andere financiële middelen, maar ‘het kantoor op de hoek van de straat moet net zo gezond zijn’, aldus Wendels. We moeten toe naar een breed gedragen aanpak voor gezonde gebouwen. De middelen daarvoor zijn al voor handen. “We moeten niet opnieuw het wiel uitvinden. Vaak is het een kwestie van werkgevers wijzen op de kennis die er al is,” aldus Pater. Die kennis gaat toch voortkomen uit de markt, vermoedt Wendels, en dat beaamt Pater: “Alleen doe je niet zoveel meer.”
“Er is veel kennis en kunde in huis, dat zie je overal, maar dat is nog erg individueel,” zegt Pater. “Dus: samenwerken! Daar moet je als leverancier of ontwikkelaar open voor staan. Hoe vertaal je jouw technische verhaal naar een toegevoegde waarde voor de werkgever én gebruiker?” Een dashboard om die kennis te bundelen lijkt hiervoor een ideale oplossing.
Geen rocket-science
Ook gebruikers kunnen veel invloed op de ontwikkeling hebben. Er zijn tegenwoordig veel tools om al vanaf je telefoon het binnenklimaat inzichtelijk te krijgen. “Van een lichtsterktemeter of het meten van geluid; het is geen rocket science”, aldus Kooij. Bovendien kan de gebruiker een stem hebben in de discussie: “Ik denk dat gemiddelde gebruiker het niet eens moet zijn om in ongezond gebouw te werken.”
“Dat is de breedste beweging die we kunnen creëren”, beaamt Wendels. “Dat werknemers aan de bel trekken als er iets niet gezond of comfortabel is.” Volgens Wendels moet die ontwikkeling zeker in het geval van ouder vastgoed gaan spelen. Dat kan bovendien gecombineerd worden met de verduurzamingsopgave. “De twee kunnen hand in hand gaan, dus maak gelijktijdig een business case voor gezondheid en energiegebruik. Dan verdient de oplossing zichzelf terug.”
Conclusie
Duidelijk is dat elke partij een verantwoordelijkheid kent. In plaats van afwachten, is het beter elkaar op te zoeken en te achterhalen waar behoefte aan is. Een label kan daarbij helpen, maar het gaat vooral om ‘het creëren van inzicht, zo laagdrempelig mogelijk’, aldus Kooij. “Vroeger ging het om mooie gebouwen aan de buitenkant. Die tijd is wel voorbij. Nu vragen we ons af: wat is nou een gezonde omgeving? Dat is meer dan alleen de buitenkant, het is ook je werkplek. Deze periodes helpen ons om de discussie naar voren te halen.”
Duurzaam Gebouwd daagt je uit om praktijkvoorbeelden van PvE Gezonde Kantoren naar voren te brengen. Door kennis te delen krijgen we beter inzicht in hoe enthousiastelingen aan de slag gingen met het eisenpakket, wat er goed ging en wat er beter kon. Daarnaast willen we inzicht krijgen in hoe het gebouw wordt ervaren door de eindgebruikers, waar we het allemaal voor doen. Deel je kennis met ons via Reinoud Schaatsbergen.