Provincies die hun assets circulair, klimaatbestendig en energieneutraal willen maken, krijgen te maken met nieuwe businessmodellen en andere manieren van samenwerken met de markt.
Het was Niels van Ommen, Manager Duurzaam Gebouwd, die op 4 september deze onderwerpen aansneed als gast van de ‘Club van Utrecht’, bestaande uit assetmanagers van alle Nederlandse provincies. Dit bijzondere gremium komt, gefaciliteerd door DON Bureau, maandelijks bij elkaar om kennis en ervaring over assetmanagement uit te wisselen, ambities te bespreken én aanverwante onderwerpen uit te diepen.
Van Ommen was uitgenodigd om dieper in te gaan op de vraag in hoeverre goede samenwerking contractueel geregeld moet worden. Hij trok het antwoord breder dan de vraag, omdat de grote uitdagingen van deze tijd die samenwerking sterk beïnvloeden. Platform Duurzaam Gebouwd besteedt expliciet aandacht aan dit fenomeen onder de noemer Innovatieve samenwerking, aldus Van Ommen.
Trends in de bouw & infra
Volgens Van Ommen zijn er zes trends die de traditionele samenwerking en businessmodellen momenteel op hun kop zetten:
- Circulair en energieneutraal bouwen
- Integratie bouw & infra
- Data en digitalisering
- Gezondheid en geluk
- Gedeelde belangen en kennis
- Houding & gedrag
De hang naar duurzame en energiezuinige ontwerpen met minder grondstoffen en meer recycling heeft gevolgen voor de levensduur, restwaarde en dus ook de financiering van assets. Ook gebruik (huur) in plaats van bezit levert een ander businessmodel op. Als een gebouw, tunnel of een installatie wordt aangeboden als een dienst (product as a service: PAAS), en na een periode weer moet worden teruggenomen door de leverancier, wordt anders gekeken naar de levensduur, met consequenties voor het verdienmodel. Een andere trend is dat assets door derden energieneutraal of zelfs energieleverend kunnen worden gemaakt, waarbij de benodigde investering niet gedaan hoeft te worden door de eigenaar van de asset zelf, aldus Van Ommen (foto).
Integratie bouw en infra
Het streven naar circulariteit en de energietransitie zorgen ook voor integratie van de bouw- en infrasector. Denk aan hergebruik van materialen uit de gebouwde omgeving in de infra en andersom. Maar ook aan het feit dat eigenaren van woningen en andere gebouwen energieleveranciers worden, en dat we nieuwe energiebronnen gaan gebruiken, waardoor nieuwe infrastructuur nodig is om vraag en aanbod slim aan elkaar te koppelen. Deze integratie van de bouw- en infrasector betekent dus ook meer samenwerking tussen traditioneel gescheiden werelden met hun eigen belanghebbenden en dynamiek.
Weer een andere trend is het toenemende belang van (big) data en digitalisering. Denk aan BIM, materialenpaspoorten en het Internet of Things in combinatie met sensoring. Ontwerp én gebruik van assets veranderen hierdoor, maar ook de manier van communiceren en de aard van de relatie met de eindgebruikers.
Die eindgebruiker (in geval van woning- en utiliteitsbouw de bewoner, werknemer of bezoeker) is ook dé spil in weer een andere trend. Naast het kosteneffectief bouwen en beheren van een pand komt het geluk en de gezondheid van die eindgebruiker steeds centraler te staan. Wonen bewoners niet prettig, of worden werknemers vaak ziek, dan kan dat funest zijn voor je businesscase: huurders lopen weg, met leegstand als gevolg, of de productiviteit van je personeel zakt in. Die eindgebruiker is dus je grootste asset en moet dus van meet af aan betrokken zijn in het management van de fysieke assets.
Wederzijdse afhankelijkheid
Om de grote uitdagingen van deze tijd het hoofd te kunnen bieden, is meer focus nodig op gedeelde belangen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers. Waar het vaak ‘de markt, tenzij…’ was, aldus Van Ommen, groeit tegenwoordig de wederzijdse afhankelijkheid. Dat heeft consequenties voor de manier waarop we aanbestedingen en contracten inrichten.
Bij aanbestedingen (en soms al daarvoor) wordt vaker de dialoog gezocht en wordt steeds vaker gestuurd op samenwerking dan op harde KPI’s. En op het gebied van contracten schuiven we op van traditionele bestekken naar geïntegreerde contracten, bouwteams en allianties. Met als doel een meer evenwichtige verdeling van risico’s en het beter benutten van elkaars specifieke expertise.
Van Ommen besloot zijn presentatie met het gevoelige punt van de ‘zachte kant’ van de samenwerking. In de nasleep van de bouwfraude zijn de verhoudingen lang verstoord geweest en zijn we misschien doorgeschoten in de regelgeving. Maar tegenwoordig zijn partijen weer op zoek naar duurzame relaties in plaats van dat we van project naar project rennen.
Ook wordt steeds vaker actief gestuurd op die zachte kant, bijvoorbeeld door het organiseren van Project Start Ups, het inzetten van een projectcoach of het toepassen van samenwerking als gunningscriterium. Want het besef groeit dat succesvolle projecten niet (alleen) bepaald worden door de harde techniek, maar ook door houding en gedrag aan beide kanten van die samenwerking. En dat bereik je niet alleen met een goed (juridisch) contract.
Experimenten
Het zoeken naar nieuwe samenwerkings- en contractvormen is een actueel thema voor de aanwezige assetmanagers, zo bleek uit een discussie na afloop van Van Ommens betoog. Ook zij worstelen met het aloude ‘de markt, tenzij…’. In een tijdsgewricht waarin steeds meer marktpartijen de te nemen risico’s onverantwoord groot vinden, is er een tendens zichtbaar dat ook de provincies er op een goede manier, samen met de opdrachtnemers willen uitkomen.
Hiermee is bij de provincies met wisselend succes geëxperimenteerd, waarbij men vaak stuit op de juridische verantwoordelijkheid. Er wordt wel geprobeerd om meer zaken samen met de markt op te pakken, maar sommige ‘intrinsieke verantwoordelijkheden’ kunnen nu eenmaal niet aan marktpartijen worden gedelegeerd. Het is uiteindelijk toch een gedeputeerde die verantwoording moet afleggen over gemaakte keuzes en behaalde resultaten.
Bij zaken die minder politiek gevoelig liggen, ontstaat er wel meer ruimte voor nieuwe samenwerkingsvormen. Het maakt echter een groot verschil of het gaat om verlichting of om een vitale asset als een tunnel. Ook het sturen op samenwerking, een begrip dat moeilijk te objectiveren is, en het juridisch afdekken van risico’s stuiten bij de provincies nog vaak op de nodige belemmeringen.
Spagaat
Nieuwe samenwerkingsvormen kunnen ervoor zorgen dat contracten voor een veel langere periode in de markt worden gezet. Dan is er echter nog steeds de spagaat tussen bouwen en beheren, zo klonk het in Utrecht. Veel aannemers zijn nog niet klaar voor het beheren van een asset voor meer dan twintig, dertig jaar. Het toevertrouwen van een asset aan een aannemer is meestal ook nog een brug te ver voor veel collega’s in de provinciehuizen.
Tot slot vroeg Van Ommen naar de specifieke duurzaamheidskenmerken in de aanbestedingen. Ook al bevestigen diverse provincies dat zij hier intensief op inzetten, het wordt nog niet standaard of op grote schaal uitgevraagd. Gelderland is wat dat betreft heel actief, Friesland evenzo, en begin volgend jaar gaat Drenthe laten zien wat er allemaal in die provincie gebeurt, wanneer Assen het grote Duurzaam Gebouwd Congres huisvest.
Interesse in meer nieuws over de relatie tussen de grote, maatschappelijke uitdagingen van deze tijd en het thema Innovatieve samenwerking? Meld je dan aan voor ons congres Gamechangers in de bouw & infra (13 november, Circl, Amsterdam).