De kracht van communicatie, geluksgevoel, WELL en een connectief gebouw: er kwam veel interessants voorbij tijdens het Duurzaam Gebouwd-seminar Gezonde Gebouwen.
Foto boven: Bron: Paul de Ruiter Architecten, Unilever Food Centre
Dagvoorzitter Marc Kooij van Strukton Worksphere heet de ruim zeventig deelnemers welkom en leidt ze de rest van de dag vakkundig door het programma. Als eerste introduceert hij zijn collega en gastheer van vandaag: Chiel Runsink, Directeur Exploitatie van Komfort Exploitatie Maatschappij BV, een samenwerking tussen Strukton, Ballast Nedam en John Laing. Komfort is tot 2035 verantwoordelijk voor het beheer, onderhoud en de facilitaire dienstverlening op de Kromhout Kazerne op basis van een 25-jarig DBFMO contract met het Rijksvastgoedbedrijf.
Runsink laat zien hoe binnen het contract gestuurd wordt op een gezonde en prettige woon- en werkomgeving. Enerzijds via contractuele eisen aan bijvoorbeeld akoestiek, klimaat en zelfs visueel comfort. Maar de ware incentive ligt in het langjarige contract en de investeringsbereidheid van de opdrachtgever. Deze scheppen de mogelijkheid om gezamenlijk te innoveren en te experimenteren. Steeds met als doel om het comfort voor de gebruikers en bezoekers verder te verbeteren.
Maar hoe belangrijk is een comfortabele, gezonde werkomgeving nu eigenlijk voor ons als mens? En wanneer is een gebouw nu echt gezond? Dat soort vragen, én de antwoorden daarop, zijn het domein van Sven Evertz, Senior Adviseur Gezondheid en Veiligheid bij Antea Group. Hij laat zien dat gezondheid meer is dan alleen ‘prettig voor de werknemer’, gezondheid is ook van groot economisch belang: het ziekteverzuim in Nederland kost werkgevers volgens Evertz jaarlijks 11,5 miljard euro.
Bronnen en effecten
Evertz heeft een medisch-milieukundige achtergrond en dat maakt dat hij met een getrainde, objectieve bril kijkt naar de relatie tussen de woon- of werkomgeving enerzijds en de gezondheid en productiviteit van bewoners of werknemers anderzijds. Daarbij zoekt Evertz structureel naar het verband tussen mogelijke bronnen (in die omgeving) en effecten (op de gezondheid). Dat vraagt nauwgezet onderzoek, want soms kan één bron meerdere effecten hebben. En omgekeerd kan één effect door verschillende bronnen zijn veroorzaakt.
Bron: Sven Evertz, Antea Group
Wat een goede bron-effect analyse nog meer uitdagend maakt, betoogt Evertz, is de perceptie van de mens. Met praktijkvoorbeelden illustreert hij hoe eigenaren en/of gebruikers soms al te gemakkelijk afgaan op een paar signalen en dan snel conclusies trekken. “Maar doe je dan feitelijk onderzoek om de bron te achterhalen, dan blijken deze conclusies vaak helemaal niet terecht”, aldus Evertz. “En soms zijn er dan al wel duizenden euro’s geïnvesteerd in het bestrijden van de vermeende klachten”. Een punt dat Evertz ook maakt, is dat communicatie met gebruikers en bewoners vaak al klachten oplost. Door met ze in gesprek te gaan over de mogelijke oorzaken, ze mee te nemen in het onderzoek én de eventuele maatregelen, ziet hij de klachten vaak al significant afnemen.
Zou het, vooral met die ‘factor mens’ in het spel, niet mooi zijn om een objectieve standaard te hebben om te meten in hoeverre een gebouw bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van zijn gebruikers? Dat kan met de WELL Building Standard legt Peter Buurman uit, Sustainability Director bij Deerns. Buurman vertelt dat WELL circa 6-7 jaar geleden in Amerika is ontstaan en checkt wie uit het publiek al bekend is met de methodiek. Dat is ongeveer een derde, dus aanleiding om eerst eens goed uit te leggen wat WELL precies is en hoe het werkt (zie hier zijn presentatie).
Buurman verwacht veel van WELL omdat het van grote waarde kan zijn voor het ‘geluksgevoel’ van de gebruikers maar ook voor het beheersen van bedrijfskosten. Daar waar gezondheid en welbevinden slechts één factor van invloed zijn binnen het BREEAM-NL keurmerk, zijn ze juist alles bepalend voor de WELL certificering. En kijk je dan naar de relatie tussen gezondheid & welbevinden, de productiviteit/inzetbaarheid van werknemers en de salariskosten binnen bedrijven (zie onderstaande figuur), dan is het dus logisch dat gebouweigenaren en/of werkgevers WELL gaan inzetten om expliciet te sturen op gezondheid & welbevinden.
Bron: Peter Buurman, Deerns
Buurman en zijn collega Bastiaan Beerens (Adviseur Bouwfysica en Gezonde Gebouwen bij Deerns) laten vervolgens zien hoe een WELL certificering in de praktijk heeft gewerkt bij de nieuwbouw van het kantoor van Borghese Real Estate en Pleijsier Bouw langs de A28 bij Nijkerk. De ambitie voor dit gebouw was om BREEAM Outstanding én WELL Gold te scoren. Wat opvalt zijn de aansprekende maatregelen die Beerens presenteert (zoals de state-of-the-art luchtfiltering, de klimaatmonitoring en -instelling en de ‘suntuïtive beglazing’) maar ook het gedegen WELL certificeringsproces.
Dagvoorzitter Kooij wil nog van Buurman weten hoe de kosten van een WELL certificering zich verhouden tot de baten. Buurman refereert aan zijn presentatie als het gaat om de baten, die zitten in de productiviteit maar ook het geluksgevoel van de mensen. “En als je het hebt over de kosten, dan heb ik het idee dat de investeringen voor een WELL certificering minder zijn dan voor het behalen van een BREEAM keurmerk of het energieneutraal maken van een gebouw. Het zijn vaak kleinere dingen die al wel meteen effect hebben. Dus minder investeringskosten met hogere baten voor het bedrijf.”
Hekkensluiter van het seminar is Noud Paes, architect en partner bij Paul de Ruiter Architecten. Paes presenteert de totstandkoming van het Unilever Foods Innovation Centre in Wageningen dat medio 2019 wordt opgeleverd door Dura Vermeer. Het gebouw scoort BREEAM Outstanding (91,23%) en sleept een week na dit seminar in Londen twee prestigieuze BREEAM Awards (de internationale prijs voor duurzaam bouwen) in de wacht: de Global Design Award (in de categorie Commercial Projects) én de Global Public Award, een publieksprijs.
Met zijn presentatie en fantastische plaatjes tilt Paes het begrip gezonde gebouwen naar een hoger niveau. Hij laat zien dat een duurzaam, gezond gebouw niet alleen gaat om het welzijn van de gebruikers maar ook om de inpassing van het gebouw in zijn omgeving en de wijze waarop Unilever met het gebouw deze omgeving ‘naar binnen haalt’. Kortom, een “connectief gebouw in het hart van de Wageningen Campus”.
Aansprekend voorbeeld van deze connectivity zijn de tuinen rondom het gebouw waar ingrediënten worden gekweekt die in het gebouw, in de labs en pilot plants, worden gebruikt: “daar wordt gekookt, gegeten en uitgeprobeerd”, aldus Paes. Ander voorbeeld is hoe de architectuur, de building lay-out, het passerende publiek uitnodigt tot het bezoeken van het gebouw. Dat was vroeger niet gebruikelijk maar in een omgeving waar studenten en onderzoekers van de universiteit rondlopen juist een wens en uitdaging.