Het woord verduurzaming roept bij veel partijen in de bouw- en vastgoedsector vooral een verbinding op met energie en grondstoffen. De link met gezondheid en comfort is vaak verder te zoeken en voert bij relatief weinig projecten de boventoon. Welke barrières moeten worden weggenomen en welke kantelingen gaan een toevloed van gezonde gebouwen realiseren?
De impact van een gezond gebouw wordt vaak onderschat, ook al zijn er verschillende onderzoeken die laten zien wat vier muren met welzijn doen. Een omgeving die welzijn bevorderd levert minder lichamelijke klachten op, verhoogt productiviteit en verlaagt ziekteverzuim. Toch lijken niet alle eindgebruikers overtuigd en blijft de realisatie van gezonde gebouwen nog wat achter.
Zo komt het binnenklimaat van bijvoorbeeld scholen vaak negatief in de media, met de nadruk op wat dit betekent voor de prestaties van leerlingen en docenten. De luchtkwaliteit van Nederlandse huizen blijkt ook beter te kunnen: in 1 op 7 huizen is dit onvoldoende, als gevolg van verhoogde concentraties fijnstof. Het komt dan ook niet als verrassing dat de bouw- en vastgoedsector zich hard wil maken voor gezondheid in gebouwen, onder andere vanuit de Coalitie Gezonde Gebouwen.
De aanzet tot actie werd gedaan bij een rondetafelgesprek over dit thema, geleid door directeur Wim Kooyman van Smart WorkPlace, in het Voedingscentrum. Een locatie die met reden werd geselecteerd. Duurzaam Gebouwd-expert Thomas Bögl had een dubbelrol in het gesprek, als voorvechter van gezonde gebouwen en discussiedeelnemer enerzijds en ontwerper van het centrum anderzijds. “Wij blijven 7 jaar betrokken bij deze realisatie en houden de vinger aan de pols, zodat dit gebouw gezond blijft tot in de eeuwigheid. Het is ongebruikelijk voor een architect om zo lang ‘vast te zitten’ aan een project, maar dat maakt het uitdagend. Medewerkers worden hier aangemoedigd om te bewegen, staand te werken of schommelend te vergaderen. Plezier, comfort en gezondheid zijn hier focuspunten.”
Variatie in behoeftes
Om optimale gezondheid in een gebouw te bereiken is er meer nodig dan alleen techniek. De eerste stelling speelde in op een goed ontwerp voor een gezond gebouw. “Je hoeft de gebruikersfunctie niet te weten om optimale gezondheid in een gebouw te bereiken”, stelde Kooyman de eerste stelling voor. Daar bleek niet iedereen zich in te vinden. “Om een optimaal binnenklimaat te realiseren is het belangrijk dat je weet wat gebruikers in een gebouw doen en welke behoefte er is”, vindt directeur Martin Wendels van Wolf Energiesystemen. “In een fitnesscentrum heeft de gebruiker een hele andere behoefte dan in een bioscoop, school of kantoorgebouw. Om een optimale gezondheid te realiseren dient rekening gehouden te worden met de toepassing van een gebouw.”
Daar sluit architect Thomas Bögl van LIAG Architecten zich bij aan. “In eerste instantie ontwerp je een gebouw voor een specifieke functie. Tegelijkertijd zorg je ervoor dat het gebouw aanpasbaar is voor een functieverandering op de lange termijn.” Het element gezondheid verandert daarmee met de jaren. “In het basisontwerp zorg je ervoor dat het gebouw diverse gebouwfuncties kan vervullen”, geeft directeur Anita de Groot van De Groot & Visser aan. “Vervolgens zorg je ervoor dat gezondheid optimaal wordt ingevuld binnen de gewenste functie.”
Gezondheid na functieverandering
Als er te weinig kennis is over de toekomstige functie(s), kan dit een flinke uitdaging opleveren. “Aan een gebouwstructuur zitten grenzen voor toekomstige functies”, geeft duurzaamheidsmanager Bauke Geuzebroek van Knauf aan. “Door toevoeging van gezonde materialen die luchtzuiverend zijn, heb je wel meer mogelijkheden. Een transformatie aan de grachtengordel van Amsterdam naar een school gaat bijvoorbeeld niet werken. Ten gunste van het gebouw kun je een heleboel aanpassingen verrichten.” “Het verschilt inderdaad per gebouw”, vindt directeur Peter Ruchti van draaijer+partners. “Een museum blijft voor de eeuwigheid staan en behoudt zijn functie. Aanpasbaar bouwen heeft een belangrijke waarde, evenals het stedenbouwkundige aspect. We moeten kijken naar hoe een gebouw in een gebied past.”
Het daadwerkelijk inpassen van gezondheid in een gebouw heeft meer omhanden dan de realisatie van voldoende daglicht, goede akoestiek en een prettig binnenklimaat. “Welzijn voor de gebruiker moet feitelijk de norm zijn voor een gebouw”, vindt adviseur bouwconcepten Peter Musters van VBI. “Het belangrijkste is dat alles in een pand bijdraagt aan het geluk van de gebruiker. Als het geen happy building is, voldoet het niet en is het sowieso geen duurzaam gebouw.” Het geluk definiëren heeft nog haken en ogen. “Het verschilt per gebruiker hoe je geluk ervaart”, vult adviseur en business developer Martine Verhoeven van Royal HaskoningDHV aan. “De perceptie dat je je eigen omgeving kunt beïnvloeden is in ieder geval een belangrijke waarde voor veel mensen.”
Door bijvoorbeeld zelf een raam open te zetten of je werkplek aan te passen is er een verbinding met het gebouw. Dat blijkt uit een praktijkcasus van RHDHV. “Ons pand in Amsterdam is energieneutraal, circulair en heeft bovenal een fijne en gezonde werkomgeving. We krijgen ook terug van gebruikers dat zij zich beter voelen in dit gebouw ten opzichte van andere kantoren, mede omdat zij invloed hebben op de werking van het gebouw.” Een ander voorbeeld van een gebouw dat een positieve invloed uitoefent op gebruikers is het stadskantoor Venlo. Focuspunten als niet-toxische materialen en een frisse omgeving leiden hier tot meer tevredenheid van gebruikers.
Bekijk de volledige SWOT en het overzicht van deelnemers aan deze Round Table
Begeleiden en opleiden
De markt snakt dan ook naar opdrachtgevers met een voortrekkersrol. “Het is ook onze taak als sector om hen niet alleen te begeleiden, maar ook op te leiden”, geeft Bögl aan. “Niet alle gebouweigenaren hebben geluk als ambitie. Daarom moeten we goed met ze overleggen, om achterliggende gedachtes te bepalen en optimaal in te spelen op welzijn.” Certificeringen als de WELL Building Standard vormen stimuli voor de vraagzijde van de markt om deze handschoen op te pakken. “Dergelijke certificaten maken het eenvoudiger om je inzet op welzijn te communiceren naar de buitenwereld, wat kan resulteren in nieuwe klanten of het aantrekken van personeel”, illustreert Wendels. “Dankzij deze bewijslast maak je aan investeerders duidelijk wat de waarde is van een gezond ten opzichte van een ongezond gebouw.”
In de kantorenmarkt lijkt WELL op stoom te komen. Voor de woningmarkt lijkt het thema gezondheid nog niet overal aan de orde. “Gelukkig begint het hier en daar te dringen”, geeft Sales Manager Nederland Albert van Lohuizen van Brink Climate Systems aan. “De harde werkelijkheid is echter dat opdrachtgevers vragen om te bouwen en te installeren volgens het bouwbesluit, zonder veel aandacht te besteden aan het aspect gezondheid.” Die realiteitsblik vormde de brug naar de stelling ‘De inzet op gezonde gebouwen blijft achter vanwege een gebrek aan duidelijke wet- en regelgeving’.
Wetgeving handhaven
Vooral regelgeving omtrent energie- en materialengebruik bepaalt het beeld in de sector. Hier worden tastbare elementen als duurzame opwekking en isolatie onder de loep genomen, beoordeeld en gecontroleerd door overheidsinstanties. “We stellen relatief minder eisen aan elementen die gezondheid bevorderen in een gebouw”, weet algemeen directeur Stefan van Strien van Strikolith. “Over het algemeen is het ook lastiger te bepalen welke waarden een positief effect hebben op gezondheid. CO2 en fijnstof zijn twee elementen die je kunt controleren, maar dan moet er ook wel gehandhaafd worden.” Daar laat de overheid nog steken vallen. “Het gebeurt lang niet altijd dat ingezette wet- en regelgeving binnen de bouw- en vastgoedsector op de juiste manier wordt gecontroleerd en daar is de eindgebruiker de dupe van.”
Om die reden blijft de bal aan de kant van de aanbodzijde. “Het is aan ons om de andere kant van de tafel te inspireren om veel verdergaand uit te vragen dan de minimumeisen, ongeacht de geldende regels op dat moment”, geeft Musters hierover aan. Hierbij moet het vooroordeel ‘duur’ in ‘duurzaam’ nog worden weggenomen. “Bij een integrale businesscase is het zo dat er op alle fronten winst is bij verduurzaming”, vertelt Verhoeven. “Bij iedere businesscase is dit zo”, versterkt De Groot.
Durf
Om de komende jaren het aantal gezonde gebouwen te vermenigvuldigen, moeten onder andere innovators hun nek uitsteken. “Hechtere samenwerking is een dooddoener, maar we zouden feller moeten inzetten op het integraal opzetten van concepten”, vindt Wendels. “Er zijn nu al voldoende concepten beschikbaar die bijdragen aan gezonde gebouwen” vult Geuzebroek aan. “Daar hebben we de opdrachtgever in een vroeg stadium van het bouwproces bij nodig.” Om vervolgens opschaling te bereiken moet er een verandering van mindset plaatsvinden. “Opdrachtgevers zijn niet op zoek naar probleemoplossers maar naar mensen die het juiste probleem of de juiste vraag definiëren. Dat moeten we tussen de oren krijgen en in actie komen”, sluit Verhoeven af.