‘Meer vraag naar prestatiecontracten door klimaatdoelen’

Zorg voor flexibiliteit in prestatiecontracten om ook aan toekomstige eisen te voldoen. Dat was een van de conclusies van het rondetafelgesprek over Prestatiecontracten, dat eind november bij Radiair in Lopik plaatsvond.

Na de voorstelronde trapte Marco van Vliet namens de gastheer af met de stelling ‘Prestatiecontracten zijn geschikt voor grotere ondernemingen, niet voor de kleine mkb’s’. “Niet ieder bedrijf kan zo’n contract uitvoeren”, lichtte Radiair-directeur Falko Ruijl deze stelling toe.

Dit beaamde Nick Liebrand van Grünbeck Waterbehandeling. “In de installatiebranche ontbreekt veel kennis. Willen we dit oplossen, dan moeten we meer kennis delen. Prestatiecontracten vergen namelijk een andere aanpak: je moet nadenken over een langere termijn.” René Roering van Technische Unie dacht dat het eerder begint. “Veel opdrachtgevers worstelen met de vragen: ‘Hoe komen we tot het Programma van Eisen, een bestek of een prestatie? En waar haal ik die informatie vandaan?’ Dat vinden ze een moeilijk traject.”

Nieuwe manier van samenwerken

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ziet prestatiecontracten als manier om energiemaatregelen te implementeren, liet Irma Thijssen weten. “Dit is een nieuwe manier van samenwerken. Zo’n 40 bedrijven bieden via het ESCo-netwerk hun ESCo-diensten aan, maar lang kregen ze geen vraag.” Door de gestelde klimaatdoelen is dit laatste echter veranderd, gaf ze aan. “De komende jaren moet er veel aan energiebesparing gebeuren en daarom zien we een verschuiving: nu komt de vraag, maar het lijkt alsof het aantal bedrijven dat ESCo-diensten aanbiedt juist een beperkende factor vormt.”

Dit heeft te maken met vraag en aanbod, dacht ze. “Het heeft met de energietransitie te maken en dat kost tijd.” Dit beaamde Gerard Hegge van Van Dorp installaties. “Als de bedrijven in beweging komen, dan volgt een stroomversnelling. Om toekomstige energiedoelen te halen, moeten er nu de juiste beslissing worden genomen.”

Installaties worden steeds complexer, dus kan de installateur goed als hoofdaannemer fungeren.'

Maarten Dansen, Brink Groep

Daarbij plette Thijssen ook voor verbetering van installaties via prestatiecontracten te organiseren. “70% tot 80% werkt niet goed, dus is een verbeteringsslag nodig.” Hierop reageerde Maarten Dansen van Brink Groep met: “Die overige 30% functioneert wel goed. Die installateurs moeten in het gat van de prestatiecontracten springen.” In zijn ogen kunnen installaties vaker leidend zijn in bouwprojecten. “Installaties worden steeds complexer, dus kan de installateur goed als hoofdaannemer fungeren.” Daarnaast vond hij dat mkb-bedrijven goed prestatiecontracten kunnen uitvoeren. “Waar nodig kunnen ze samenwerken met andere bedrijven.”

Contact met klant centraal

Volgens Hegge is de installatiesector nog steeds traditioneel. “Sommige bedrijven lopen wel voorop met ESCo’s en PPS-constructies. Maar prestatiecontracten vragen om een andere insteek. Ondanks het belang van de techniek staat het contact met de klant centraal. In deze gesprekken gaat het om KPI’s en energiebesparing. Dat vraagt om een ander soort gesprek.” Reuring dacht dat mogelijk niet alle installateurs de middelen of mensen hebben, die dit soort adviesgesprek willen of kunnen voeren. “Daarbij moeten wij ze helpen, bijvoorbeeld met een inspiratiecentrum.”

Bonus/malus-regeling

Op de stelling ‘Prestatiecontracten zijn geboren uit kennisgebrek en bieden houvast voor opdrachtgevers. Echter, het tekort aan goed opgeleid personeel binnen de organisaties beperkt de groei van prestatiecontracten’ meldde Tijssen dat veel Nederlandse bedrijven aan deze contractvorm moeten wennen.

Een prestatiecontract werkt pas goed met een goede bonus/malus-regeling.

Irma Thijssen, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

“In hoeverre zorgt goed personeel voor het succesvol uitvoeren van een prestatiecontract”, wilde Van Vliet weten. Hiertoe dient een goede bonus/malus-regeling, vond Liebrand. “Dan komen ze vanzelf in beweging.” Thijssen: “Een prestatiecontract werkt pas goed met een goede bonus/malus-regeling.”

Hegge liet weten dat zijn bedrijf niet alleen techneuten huist. “Voor prestatiecontracten hebben we contractmanagers met een juridische achtergrond. Het gaat dan niet meer om techniek: zij begrijpen goed wat in een centimeters dik contract staat en zijn een passende gesprekspartner voor de klant.”

Prestatiecontracten onbekend?

Hij vond niet dat marktpartijen te weinig kennis hebben. “De gemeente Rotterdam weet hier veel van.” Volgens Thijssen is Rotterdam de top op ESCo-gebied. “Maar een gemiddeld schoolbestuur beschikt over minder kennis. Prestatiecontracten lijken uitermate geschikt voor scholen, maar voor schoolbesturen is dit nieuw. Dat komt omdat het primair onderwijs pas 2 jaar is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van schoolgebouwen.”

Daarom pleitte Dansen ervoor om eerst en vooral de kennis op te schroeven. “Daarna kunnen de partijen in kwestie ervoor kiezen of ze werkzaamheden in gebouwen clusteren en voor welke manier van financieren ze kiezen.”

Flexibiliteit in contracten

Op derde stelling ‘Prestatiecontracten beperken de veranderingen van duurzaamheid bij de opdrachtgever? Als opdrachtgever ben je ook niet flexibel om je eisen en wensen bij te stellen’ reageerde Thijssen met: “Zorg altijd voor flexibiliteit in een contract.” Volgens haar ging dit namelijk bij sommige van de eerste grote prestatiecontracten niet goed. “Zo had de gemeente Rotterdam een contract afgesloten voor haar 9 zwembaden. Een jaar later ging een van die baden dicht. Daarom moet in een contract altijd de ruimte bestaan om aanpassingen te doen.”

Dansen vertelde een vergelijkbaar verhaal. “Het kantoor van het ministerie van Financiën is gerenoveerd naar energielabel A. De contracten liggen voor 25 jaar vast, maar nu wil de overheid naar energieneutraal.” Daarom is het volgens hem goed om in een prestatiecontract regelingen te treffen. “Dit kan zijn wat betreft het aantal m2, de aangescherpte ambitie of op basis van de tevredenheid van de gebruikers.”

Ingroeiperiode en externe partij

Hegge sprak over een ingroeiperiode. “Voor een opdrachtgever is het meestal nieuw, dus we moeten hem ook de tijd geven om hieraan te wennen.” Hierbij sloot Dansen aan. “Het gaat om de samenwerking. Een pad naar een energieneutraal gebouw kun je niet uitstippelen.” Daarnaast pleitte Roering voor een externe partij om de gang van zaken binnen het prestatiecontract in de gaten te houden. Dit beaamde Hegge: “Een externe partij is onpartijdig en kan voor meer vertrouwen zorgen.” Volgens Thijssen kan een EPC-facilitator deze rol invullen.

Voor een opdrachtgever is een prestatiecontract meestal nieuw, dus we moeten hem ook de tijd geven om hieraan te wennen.'

Gerard Hegge, Van Dorp

Tot slot liet Dansen weten dat hij voorstander is van meer kleine projecten. “Die zijn minder complex en zorgen voor minder risico’s.” Hiermee was Thijssen het niet eens. “Vergeleken met andere landen beschikt Nederland over veel kleine contracten, met iedere keer hoge opstartkosten. Andere landen hebben grotere contracten met lage opstartkosten. De eerste keer is uit- of aanbesteden voor veel partijen complex en tijdrovend. Maar door herhaling, ze te bundelen en te leren van elkaar, kunnen  de opstartkosten steeds lager worden. Dus mijn oproep aan gebouweigenaren en het MKB: probeer het uit en investeer in de kennis en vaardigheden die ervoor nodig zijn. Je loopt ook risico als je hierin niet meegaat. ” Dit beaamde Hegge: “Kleine contracten op basis van discipline missen samenhang.” Volgens Dansen hoeft dit niet. “Bij corporatiewoningen en sporthallen kunnen grote aantallen kleinere prestatiecontracten goed werken, een zorgverzekering doet niet anders.”

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Tim van Dorsten