Auteur: Marvin van Kempen
De grenswaarde van de Milieuprestatie Gebouwen in het Bouwbesluit komt razendsnel dichterbij. Vanaf 2018 is er eindelijk een minimumeis voor de milieuprestaties van gebouwen. Hoe kwamen we tot deze grenswaarde en welke stappen ondernam de bouw- en vastgoedsector sinds het eerste Nationale Milieubeleidsplan?
Het eerste Nationaal Milieubeleidsplan verscheen in 1989, uitgegeven door het Nederlandse ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). “Het plan gaf voor het eerst vorm aan beleid voor duurzaam bouwen en kent grofweg 3 lijnen”, vertelt John Mak, directeur van W/E adviseurs. “Allereerst energie. Het beperken van energiegebruik en zoveel mogelijk gebruikmaken van duurzame energie waren belangrijke punten van dit onderdeel. De tweede pijler was integraal ketenbeheer, waar je grondstoffengebruik onder kon scharen. Het derde en laatste onderdeel van het plan was kwaliteitsbevordering van binnenmilieu en omgeving.”
Aandacht voor duurzaam materiaal
De impact van het plan op duurzamer materiaalgebruik bleek tegen te vallen, tot frustratie van koplopers die wilden versnellen naar een circulaire economie. “Tot op de dag van vandaag krijgt duurzaam materiaalgebruik minder aandacht dan energie. Vanuit de overheid werd niet of nauwelijks beleid gemaakt op dit aspect. Energie kreeg en krijgt veel meer aandacht.” De impuls voor het bedrijfsleven was dan ook vooral gestoeld op het realiseren van oplossingen voor energiebesparing. “In veel mindere mate ging men aan de slag met duurzaam materiaalgebruik en het sluiten van kringlopen.”
Na 1989 werden diverse programma’s opgezet, onder andere door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV). Die ontfermde zich toen al over de ambitie om duurzamer en milieubewuster met materialen om te gaan. De beschikbare kennis werd in diverse experimenten toegepast en de resultaten werden geëvalueerd. “Dit leidde tot de Handleiding Duurzame Woningbouw”, vertelt Mak. “In 1992 brachten we deze publicatie uit. Het vertelde welke materialen duurzaam waren en welke je bij voorkeur links liet liggen, omdat ze allesbehalve milieuvriendelijk waren.”
De publicatie 'Handleiding Duurzame Woningbouw had het gewenste effect, want er werd eindelijk anders gekeken naar materiaalgebruik.
John Mak, W/E adviseurs
Niet iedereen reageerde enthousiast op de pragmatische benadering van het boek. “De publicatie gaf aan welke materialen je per definitie kon vermijden bij bouwen en verbouwen, zoals tropisch hardhout en pvc. Sommige gemeenten voerden zelfs stringent beleid op de aanbevelingen in het boek en dat was voor bepaalde leveranciers een bittere pil. “Maar het schudde de industrie wel wakker. De publicatie had daarmee het gewenste effect, want er werd eindelijk anders gekeken naar materiaalgebruik.”
Kennis over materialen naar hoger niveau
Meer organisaties zagen daardoor de waarde van een Life Cycle Analysis (LCA) voor één of meerdere producten. Steeds meer analyses werden op producten losgelaten, om de totale milieubelasting in kaart te brengen. “Dat gaf een onderbouwing van de milieu-impact van een product en bracht daarmee kennis over veel materialen op een hoger niveau. In 1995 startten we samen met IVAM Environmental Research met de ontwikkeling van Eco-Quantum (EQ), een tool die LCA-methodiek op gebouwniveau toepasbaar maakte.” Vooral gemeenten en architecten gingen aan de slag met de software. “Het is relatief eenvoudig om de software te gebruiken. Je selecteert de materialen en de hoeveelheden om in een project toe te passen, informatie die vergelijkbaar is met wat voor een kostenraming nodig is. Daarna berekent EQ een milieuprofiel met 11 LCA-milieueffectscores vervolgens vier indicatoren(grondstoffen, emissies, energie en afval) en tot slot 1 ‘totaalindicator’.”
Diverse gemeenten pasten Eco-Quantum toe en stelden daarbij een minimumscore als ondergrens. Aan het begin van het vorig decennium was het dan zover. Via de pijler milieu zou ook materiaalgebruik een plek krijgen in het bouwbesluit. “Het ministerie van VROM liet W/E, in een consortium met onder andere TNO, een bepalingsmethode ontwikkelen op basis van EQ en wilde die onderbrengen in het bouwbesluit. Het resultaat werd door diverse partijen zoals BNA en NEPROM als te complex ervaren en daarom strandde de hele exercitie. Dit was voor ons het signaal om het verder te versimpelen.”
Succesvolle pilots met GPR
De vernieuwde en vereenvoudigde versie kreeg een plek in de software GPR Gebouw, dat W/E in 1995 samen met de gemeente Tilburg ontwikkelde. “In 2004 brachten we dit in de praktijk in een praktijkexperiment samen met achttien grote en een paar kleine gemeenten. 2 jaar voerden zij een groot aantal pilots uit met de software, met daarin de focus op materiaalgebruik verwerkt. De resultaten kwamen in een eindrapport dat aan de minister werd overhandigd.”
Het meetbaar maken van materiaalprestaties kon op enthousiasme rekenen, ook van de ontwikkelaars. “Dat was een ander geluid dan we gewend waren. Ontwikkelaars bleken voorstanders van het werken met een systeem dat resultaten kwantitatief aantoont. Ook gemeenten waren tevreden met de aanpak, want zij zochten juist naar draagvlak bij ontwikkelaars om duurzamere projecten te realiseren.”
ik juich toe dat er nu in ieder geval een ondergrens is, waaraan bouwers zich moeten committeren.
John Mak over de MPG
De aandacht voor duurzaam materiaalgebruik steeg door het snel groeiende gebruik van GPR Gebouw. In 2010 voegden GPR Gebouw en Greencalc de milieudata samen in de Nationale MilieuDatabase en gaven dit in beheer bij de Stichting Bouwkwaliteit. Parallel werd de bepalingsmethode ‘Milieuprestatie gebouwen en GWWwerken’ opgesteld, met landelijk geharmoniseerde regels voor het kwantificeren van de milieueffecten van materialen. Daarmee werd de weg geplaveid voor een nieuwe poging dit aspect van duurzaam bouwen een plek te geven in het Bouwbesluit.
MPG: verplicht vanaf 2018
De invoering van de Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) was in 2013 een feit. Het bijzondere bij deze introductie van milieu in de regelgeving was dat er geen prestatie-eis was opgenomen. Zo kon iedereen eraan wennen. “Diverse overheden zetten onder andere via het gebruik van GPR Gebouw de MPG in om duurzaam in te kopen. Een betere prestatie op de MPG leidde tot een hogere waardering van de inschrijver.” Door het ontbreken van een prestatie-eis berekende echter lang niet iedereen de MPG in gevallen dat het wel verplicht was. “Hoewel je deze berekening in een middag kunt maken vonden veel Nederlandse opdrachtgevers en ontwikkelaars het niet nodig om deze moeite te nemen. Veel lokale overheden lieten de naleving bij het toetsen van vergunningen ook achterwege”.
Nu komt eindelijk de langverwachte minimum prestatie-eis voor de MPG in zicht. Vanaf 2018 moet de harde eis van € 1 per m2 bruto vloeroppervlak per jaar gelden. Het genoemde bedrag zijn de (fictieve) kosten die zouden moeten worden gemaakt om de milieueffecten ongedaan te maken. “Sommigen vinden de grenswaarde aan de voorzichtige kant. Ik snap dat wel. Maar ik juich het toe dat er nu in ieder geval een ondergrens is waaraan bouwers zich moeten committeren. Het materiaalgebruik wordt nu serieus genomen. Dat is goed voor het milieu en een stimulans voor leveranciers om de milieukwaliteit van hun producten te optimaliseren” Kanttekening is dat het niet voor alle type gebouwen eenvoudig is om aan de ondergrens te voldoen. “Voor uitbundig vormgegeven gebouwen zal het zeker in de ontwerpfase nodig zijn te toetsen of en hoe voldaan kan worden aan deze eis.”
Nieuw cijfer: DPG
Ook al zijn de meningen verdeeld over de zwaarte van de MPG-eis, de regeling zorgt voor bewustwording met betrekking tot materiaalgebruik. “Daarnaast hoop ik op een verdergaand perspectief, waarin we de koppeling maken tussen energie en materiaalgebruik. Dat kan met de Duurzaamheidsprestatie Gebouwen (DPG). Daarmee worden milieueffecten van het energiegebruik en de materialen samen geaggregeerd tot één getal. Ik ben ervan overtuigd dat de DPG een beter alternatief wordt voor de afzonderlijke MPG en EPG.” Ook liggen verhoogde ambities in de lijn der verwachtingen. “Diverse partijen gaan hogere prestaties vragen dan de grenswaarde. Om die reden kunnen opdrachtnemers erop rekenen dat ambities voor mooie, grote projecten hoger liggen dan de reguliere eis. Uiteindelijk is dat voor iedereen goed.”
Afbeelding bovenaan: De DPG in GPR Gebouw laat zien welke installatie- en bouwkundige keuzes onder de streep het meest duurzaam zijn.
Dit interview is ook verschenen in Duurzaam Gebouwd Magazine #38.