Auteur: Piet Scheerhoorn
In een woning, kantoor of school moet je kunnen wonen, werken of lesgeven. Of het een prettige omgeving is, hangt mede af van het binnenklimaat. Klimaatverbeterende maatregelen worden echter alleen omarmd, als ze passen bij het gebouw en een positief effect hebben op de integrale beleving van de gebruikers.
In de zoektocht naar alternatieven voor dure ventilatiesystemen kijkt de installatiebranche vooral naar technieken om extra verse lucht in de gebouwen te blazen en de vuile lucht af te voeren. Er bestaan ook energiezuinige concepten die vuile lucht reinigen en dit in het gebouw blijft. Hoewel er scepsis bestaat over de effectiviteit van deze methode, blijkt uit praktijkonderzoek dat planten zorgen voor een beter binnenklimaat.
Vocht, zuurstof en VOC's
Planten verlagen de vluchtige organische stoffen (VOC's) in de lucht: ze produceren extra zuurstof en zorgen voor een hogere luchtvochtigheid. Ze hebben dus een zuiverende werking. Het onderzoeksinstituut Fytagoras heeft een lijst opgesteld van planten, die goed zijn voor het leefklimaat.
Ook klimaatarchitect Marius Ballieux (zie foto) deed daar onderzoek naar en komt tot dezelfde conclusies. Hij plaatste planten in een testomgeving en gebruikte door NASA gecertificeerde meetapparatuur van Rasenberg Instruments om de luchtkwaliteit te monitoren. De planten zorgen ervoor dat het VOC-niveau binnen enkele uren was gereduceerd tot nul. Daarna volgde praktijkonderzoek in een basisschool. Met als resultaat dat het VOC-gehalte in een lokaal met planten de helft lager was dan in andere lokalen. Het binnenklimaat is dus verbeterd.
Maar er is aanvullend onderzoek nodig. Alterra, onderdeel van de Wageningen Universiteit, is samen met een aantal partners een project gestart, dat in de praktijk onderzoek gaat doen naar de kosten en baten van groen in gebouwen.
In de kinderschoenen
Als wetenschappen is Frans Rasenberg betrokken bij dergelijke onderzoeken. Aanvankelijk was hij sceptisch over het effect van planten, maar ziet nu wel degelijk mogelijkheden, zeker op het gebied van luchtvochtigheid. “We hebben in een klaslokaal een relatieve vochtigheid gemeten van 43%, terwijl de vochtigheid van de buitenlucht 23% was. Dat kwam alleen door die planten.”
Uit het praktijkonderzoek blijkt ook dat de ontwikkeling van de plantenwanden in de kinderschoenen staat. De planten staan in grote betonnen bakken, die niet kunnen worden verplaatst. Het bevochtigingssysteem van de planten maakt lawaai en is vaak defect door smeer en roestvorming. “Nu ermee wordt gewerkt ontdek je wat er allemaal beter kan. Er zijn veel slimmere en goedkopere manieren om die planten te bevochtigen. Dat moet je door specialisten laten ontwikkelen.”
Integrale beleving
De toekomst van planten binnenshuis is echter veelbelovend, vooral omdat ze meer doen dan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Mensen hebben graag groen om zich heen, planten hebben een positief effect op stress en er zijn aanwijzingen dat planten de productiviteit verhogen. Daar staat tegenover dat een plantenwand de primaire functie van een gebouw niet mag belemmeren. In het onderwijs hecht men bijvoorbeeld aan flexibiliteit. Plantenwanden in scholen zullen dus qua vormgeving en in grootte moeten kunnen variëren en eenvoudig verplaatsbaar zijn.
Het onderzoek moet met deze praktische aspecten rekening houden, want die tellen allemaal mee in de manier waarop de eindgebruiker de aanwezigheid van planten ervaart. “Het gaat om de integrale beleving van de consument, dus in hoeverre hij er overlast of gemak van heeft”, vertelt Rasenberg. “Ik kan wel meten dat er een uitstekende luchtkwaliteit is. Maar als die consument vooral last heeft van planten die in de weg staan, krijg je toch een slechte beoordeling. Je moet goed naar de consument luisteren, ook als hij praat over dingen die op het eerste gezicht zijdelings met planten te maken hebben.”