Steeds vaker gaat de interactie tussen gebouw en gebruiker verder dan alleen het verblijf. Personal climate past de temperatuur en verlichting aan op basis van voorkeur en asset tracking laat facilitair managers exact weten waar belangrijke gebouwelementen te vinden zijn. Hoe ver zijn we nog verwijderd van een vastgoedvoorraad bestaande uit hoofdzakelijk slimme gebouwen?
“Smart Buildings zijn belangrijk voor de maatschappij”, vindt Deerns-directielid Wouter Kok. “Wij hebben de afgelopen negen maanden geïnvesteerd om deze ontwikkeling te versnellen.” Zijn collega Ruud van der Sman, senior specialist gebouwautomatisering, wordt binnen Deerns gezien als een aanjager van het slimmer maken van gebouwen. “Het gebouw moet een interactief geheel worden, dat reageert op wat zich binnenin afspeelt. Daarom is het zaak om informatie op een integrale manier met elkaar te verbinden.”
Een belangrijke voorwaarde voor een duurzaam gebouw met slimme oplossingen is om techniek en datastructuur in een vroeg stadium samen te brengen. In tegenstelling tot wat sommige partijen denken hebben gebruikers geen voordeel van een samenraapsel van een heleboel gadgets in een gebouw. “Het gaat er juist om dat de oplossingen met elkaar communiceren. Stel de gebruiker centraal en bekijk hoe hij wil werken. Zorg er vervolgens voor dat hij zo goed mogelijk kan werken. Een internet of too many things is het gevaar, integration of things is juist de oplossing.”
Volgens Van der Sman gaat vooral potentie verloren op het moment dat de communicatie tussen elementen van het gebouw niet soepel loopt. “Daarom moet je een data-infrastructuur maken, waarmee je open kunt communiceren in een gebouw. De grootste uitdaging zit in de technische haalbaarheid van de onderlinge communicatie van objecten.”
Concepten met meerwaarde voor de gebruiker
Een andere uitdaging is om met concrete concepten te komen, die meerwaarde voor de opdrachtgever opleveren. Volgens het tweetal is het vooral belangrijk om in een vroeg stadium en samen met de opdrachtgever te ontdekken welke functionaliteit nodig is in het gebouw. “Vaak heeft de opdrachtgever een schets van wat hij wenst aan slimme technologie en waar hij in de toekomst met zijn gebouw naartoe wil”, vertelt Van der Sman. “De wensen verschillen natuurlijk”, vult Kok aan, “want de ene opdrachtgever stelt bijzonder prijs op meer interactie tussen gebruikers, terwijl een zorginstelling asset tracking van groot belang kan vinden. Wij hebben één technologie ontwikkeld die beide, en nog veel meer, mogelijk maakt.”
De implementatie van dergelijke technologieën hoeft de portemonnee van een facilitair manager of bestuurder niet bijzonder te raken en is al snel rendabel. “Als je een combinatie zoekt tussen verschillende oplossingen en een integrale aanpak aanhoudt, is deze implementatie een marginale investering”, weet Kok. “Met zo’n aanpak kun je namelijk ook verlichting en klimaat bedienen. Je ziet ook hoeveel energie je opwekt en waar je het verbruikt. En hoe het gebouw daadwerkelijk gebruikt wordt. Op die manier vindt optimalisatie plaats.” Het idee dat de investering in een Smart Building alleen in de exploitatiefase is terug te verdienen, klopt niet. “Ook in de bouwfase zie je dat terug”, vertelt Van der Sman. “Zo heb je geen databekabeling nodig binnen onze oplossing. En in gebouwen als het Amsterdamse The Edge worden geen wandunits meer geïnstalleerd om de kamertemperatuur te bedienen. Dit loopt allemaal via smartphones.”
Lees in de volledige versie van het artikel in het Duurzaam Gebouwd Magazine #32 (ook online te lezen) hoe een Smart Building verder gaat dan alleen het definiëren van een persoonlijk klimaat.
Foto bovenaan: Wouter Kok en Ruud van der Sman