Auteur: Martin Franke
Circulaire economie was het thema van de Round Table, die op donderdag 17 september werd georganiseerd bij draaijer+partners. Onder voorzitterschap van Maarten Epema en Sander Kusters werden drie stellingen behandeld en besproken.
Deelnemers aan de discussie waren Peter Musters van VBI, Gerben Verweij van Viega Nederland, Frank van Haren van Armstrong, Ger van der Zanden van CRH Structural, Peter Maaskant van Icopal, Evert Jan Bronda van draaijer+partners, TU/E-student Jeroen Verberne, René de Klerk van Rendemint en Xander Meijer van Native. Voordat de discussie losbrandde, ging Sanders Kusters in op het wat en hoe van de circulaire economie.
In ons huidige economische systeem, waarin grondstoffen worden omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur worden vernietigd, is sprake van een lineaire economie. De circulaire economie is daarentegen bedoeld om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en zo min mogelijk waarde te vernietigen. Hiertoe kent de circulaire economie twee materiaalkringlopen: een biologische en technische.
Door de biologische kringloop vloeien reststoffen na gebruik veilig terug in de natuur; terwijl de technische kringloop ervoor zorgt dat product(onderdelen) zo zijn ontworpen en vermarkt dat deze op kwalitatief hoogwaardig niveau kunnen worden hergebruikt. Daardoor blijft de economische waarde zoveel mogelijk behouden. Hoe die ideale situatie kan worden bereikt en welke veranderingen daarvoor nodig zijn, behandelden de aanwezigen tijdens de Round Table.
Bredere blik naar diensten?
Hiertoe werd een eerste stelling aangesneden waarin naar de kern van het ciculaire werd gezocht. Is de transitie van lineair naar circulair mogelijk door alleen uit te gaan van de eigen producten of moeten we onze blik breder richten en diensten in plaats van producten gaan aanbieden? Maaskant liep daar al direct tegen een probleem aan: “Ik zou het graag willen. Maar met een product dat vaak nagelvast aan het dak is vastgemaakt, wordt dat erg lastig. Diensten zijn zeer interessant, maar er moet ook een verdienmodel bij passen.”
“Stel dat het zo is: dat de producent eigenaar blijft van een product en alleen een dienst levert”, vroeg De Klerk zich af. “Is dat wenselijk? Iedereen draagt toch een eigen verantwoordelijkheid? Die wordt op deze manier weggenomen van de uiteindelijke gebruiker. Los nog van de vraag of het allemaal wel betaalbaar blijft.” Musters benadert het meer vanuit de functionaliteit van een gebouw: “Iedere leverancier wil meewerken aan duurzaamheid. Dat begint bij de draagstructuur van een gebouw en bij de mogelijkheid indelingen en functies te kunnen variëren. Duurzaam betekent daarnaast dat een gebouw demontabel moet zijn om elders geheel of gedeeltelijk opnieuw te kunnen gebruiken. Componenten dienen bovendien vrij van vervuiling te blijven om, wanneer de levensduur echt ten einde loopt hoogwaardig hergebruik van grondstoffen mogelijk te maken.”
Balans tussen duurzaamheid en recyclen
De insteek van de circulaire economie vanuit de dienstengedachte draagt niet ieders voorkeur. "De focus op diensten kan ook een valkuil zijn", vertelde Verweij. “De duurzaamheid van producten is belangrijk, maar vergeet niet de balans tussen duurzaamheid en recyclen te bewaren. Iedere keer dat gerecycled materiaal over de weg gaat, leidt dat tot verhoging van de CO2-uitstoot. Ik ben er daarom voorstander van dat op basis van het gebruik een keuze wordt gemaakt.”
Van der Zanden vulde aan: “Bouwen voor 1 bestemming draagt niet echt bij aan een circulaire economie. Gebouwen die niet meer aan de oorspronkelijke bestemming of wensen voldoen, komen daardoor leeg te staan en moeten gesloopt worden. Echt duurzame gebouwen worden bereikt door multifunctioneel te bouwen, bijvoorbeeld met holle vloeren, waarmee de installaties bereikbaar zijn binnen de eigen juridische ruimte.”
Van econoom naar ecoloog
Stelling 2 werd ingeleid aan de hand van een presentatie over Wildlands Adventure Zoo in Emmen. Een prachtig project waarin duurzaamheid, duurzame innovatie en biomimicry centraal staan. Benadrukken dergelijke projecten het belang van een nieuw soort medewerker? Moeten er minder ingenieurs en economen en meer ecologen in de bouw hun intrede doen? Verberne: “Dit soort projecten vereist inderdaad een integrale samenwerking tussen verschillende disciplines. Helaas is daar nog te weinig aandacht voor.”
Peter Musters vulde aan: “In het onderwijs ontstaat echter wel een voedingsbodem . Toekomstige generaties hebben daardoor een stevigere band met het circulaire denken. En ook voor ingenieurs wordt duurzaamheid een steeds belangrijker aspect. Dat neemt niet weg dat er nog veel te doen is.” Daarnaast geeft de overheid ook niet echt het goede voorbeeld, vond Ger van der Zanden: “Die besteedt nog volop uit volgens het principe van Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI). Daarmee blijft de inkoopprijs vitaal en kan het circulaire denken niet echt doorbreken.”
Verweij beschouwde het hergebruik met name voor fabrikanten veel interessanter. “En het hoeft ook niet altijd via een voorgeschreven weg te lopen. Hergebruik van frituurvet is bijvoorbeeld wel mogelijk voor een vliegvaartmaatschappij die het als brandstof gebruikt, maar minder voor de fabrikant van het vet.” Van Haren vond de mindset van de organisatie belangrijk. “Wij hebben al veel duurzame oplossingen en willen graag meedenken en ontzorgen op dat gebied. Soms zijn we al wat stappen verder en moet je de opdrachtgever overtuigen dat duurzaamheid binnen handbereik ligt. De kans van slagen is duidelijk groter wanneer de ambitie, drive en concreet richting geven aan duurzaam ondernemen werkelijk een speerpunt is binnen de organisatie.”
Mindset bepalend
Daarmee werd direct de 3e stelling aangesneden: Niet de techniek maar de mindset ten aanzien van - in goede contracten gegoten - samenwerking is van doorslaggevend belang voor de circulaire economie. De Klerk lichtte de mogelijkheden van die samenwerking toe aan de hand van een project bij TenneT, dat het bedrijf uitvoerde voor de overgang naar circulair grondstoffengebruik. Na de eerdere discussie, bleken de deelnemers het hier unaniem eens: de mindset is bepalend voor het succes van de circulaire economie. Meijer merkte op dat veel opdrachtgevers echter nog erg onwetend zijn. “Op het moment dat de oogkleppen wegvallen is het enthousiasme echter zeer groot.” Reden te meer om hierin te investeren en ze gezamenlijk over de streep te trekken.