Auteur: Tom de Hoog
Dankzij de crisis in de bouw zijn innovatieve krachten vrijgekomen, vindt Joost van Kimmenaede. Hierdoor kunnen bedrijven beter, sneller en goedkoper bouwen, met meer oog voor duurzaamheid. Ook de klant komt meer in beeld om woningen toekomst- en levensloopbestendig te maken. Toch moet de bouw echt de mouwen opstropen…
Wat is een voorbeeld van innovatie bij Van Wijnen?
“We zijn zeker goedkoper en sneller gaan werken en denken echt veel meer na over wat de klant wil. Daarbij realiseren we ons dat we het bouwen ‘van niets naar iets’ – het traditionele model – steeds meer moeten verlaten. Het moet gaan over de noodzakelijke transformatie: van niets naar iets anders. Mede door de crisis houden we ons nog meer bezig met beheer en onderhoud. Daaruit leren we veel over kostenstructuren en denken we meer in termen als Total Cost of Ownership. De levensloop van een gebouw begrijpen en hierop acteren, is waar dat over gaat. Ik noem als voorbeeld onze Bouwplaatstrofee. Van Wijnen Zuid heeft deze prijs het afgelopen jaar gewonnen met de nieuwbouw van Gebouw Q van het Atrium Medisch Centrum in Heerlen: een van de eerste Design-Build-Maintain-Operate (DBMO)-ziekenhuizen van Nederland. Niet alleen hebben we het gebouwd, we zijn de komende jaren ook verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud.”
Welke rol speelt jullie bouwmilieutrofee bij het stimuleren van duurzaam gedrag?
“De Bouwplaatstrofee is sinds jaar en dag een stimulans voor onze medewerkers. Een jury bezoekt daarvoor alle bouwplaatsen in onze 5 regio’s en beoordeelt de uitvoering op diverse criteria. Dat was vroeger het scheiden van afval, omgaan met restafval. Maar ook veiligheid. Die methodiek is geëvolueerd en heeft een nog competitiever karakter gekregen, maar is in de basis altijd hetzelfde gebleven: maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid. De competitie rond de Bouwmilieutrofee leeft echt bij de medewerkers op de bouwplaatsen. Ze willen graag hoog scoren. Doordat we er transparante normering aan hangen, is het mogelijk rankings te maken. Ook dat draagt bij aan het competitiegevoel en het is een activiteit die interne bewustwording voor milieu en duurzaamheid al een aantal jaren stimuleert.”
Hoe zit duurzaamheid in de projecten?
“Bedenk dat we op 2 manieren betrokken zijn bij projecten. Dat kan als uitvoerende bouwer waarbij anderen, ontwikkelaars of opdrachtgevers, voorschrijven wat wij maken en met welke materialen. Onze duurzaamheidskeuzes zijn dan beperkt en onze rol is meer adviserend. Daarvan zijn wel mooie voorbeelden die BREEAM-Excellent hebben opgeleverd, zoals het UPC-gebouw in Leeuwarden. Waar we zelf initiatieven kunnen nemen, zie je dat de projecten ook meer uit de vezels van onze organisatie komen. Bijvoorbeeld het woonzorgconcept ‘Fijn Wonen’ met toekomstbestendige nul-op-de-meterwoningen met veel aandacht voor energiebesparing, lage woonlasten, wooncomfort, zorg en welzijn. Het mooie is dat we altijd leren van zo’n traject, want we lopen dan geen ingesleten pad. Zeker als het gaat over verduurzaming van bestaande woningen.”
Zoeken jullie bewust de uitdaging op?
“Er zitten haken en ogen aan verduurzamen. Die moeten we oplossen, als sector maar ook als bedrijf. Een daarvan is de kostenstructuur. Kijk naar de enorme voorraad bestaande woningen die wachten op een labelsprong. Dat wil je op een goede manier doen en eigenlijk zelfs naar nul-op-de-meter. Neem je daarvan echter de kostenstructuur, dan is dat vrij ingrijpend per woning. Eigenaren – woningcorporaties – vragen zich dan af of dat nog wel een reële investering is. Daarbij gaat het niet alleen om de techniek, je moet bewoners erbij betrekken. Via domotica bijvoorbeeld kunnen we energieprestaties meten en data verzamelen. Daarin staan we nog in de kinderschoenen en dan doel ik bijvoorbeeld op dataverwerking om een levenspatroon van een type bewoner te voorspellen. Goede gegevensanalyse vraagt daarbij om grote hoeveelheden data. Ondanks dat wij een actieve speler zijn, nemen wij maar een relatief klein deel van de totale markt voor onze rekening. Dat kunnen we dus niet alleen.”
Wat houdt samenwerking in de keten voor jullie in?
“Wil je intelligente oplossingen naar de markt brengen, dan kun je niet op je eilandje blijven. Dan moet je de handen ineenslaan en andere partijen opzoeken. Dat is ook gedaan bij Fijn Wonen: we hebben techniek toegepast, waardoor mensen langer in hun huis kunnen blijven wonen. Ook dat is duurzaamheid, als je levensloopbestendige woningen bouwt is dat waar je het volgens mij ook in moet zoeken. Duurzaamheid is als containerbegrip nogal EPC-gedreven gemaakt, maar het is veel breder dan dat getal.”
Hoe kijkt u tegen de ontwikkelingen in Nederland aan?
“Ik denk dat iedereen het macrobeeld wel voor ogen heeft. Als je de rekensom maakt, dan is het geen hogere wetenschap om vast te stellen dat zo’n 1,5 tot 2 miljoen woningen niet eens aan de huidige maatstaven voor milieu en comfort voldoen. Een woning gaat gemiddeld 50 jaar mee. Als bedrijfstak moeten we jaarlijks duizenden woningen onder handen moeten nemen om de woningvoorraad kwalitatief op peil te brengen en te houden. Aan die aantallen zijn we als sector de laatste 2 jaren helemaal niet toegekomen. Kijken we naar de praktijk, dan heeft het ook te maken met geld. Geld dat er bijvoorbeeld bij de woningcorporaties nu ook niet in ruime mate is, want zij wikken en wegen hun keuzes ook. Dan kom je op het microniveau uit en kom je tegen dat het moeilijk is om het gewenste volume te halen. Maar dat we met z’n allen in de sector vroeg of laat het verschil moeten maken, is een ding wat zeker is. De overheid doet dat goed en gebruikt regelmatig het oliespuitje, maar de markt moet het zelf verder oppakken. We moeten de komende jaren als sector de mouwen echt opstropen.”