De omvangrijke renovatieopgave bereikt een hoogtepunt, aangewakkerd door lopende initiatieven zoals de Stroomversnelling. Om de opgave in te vullen innoveert de bouwbranche onder andere met totaalconcepten. Consortia van industrie en leveranciers ontwikkelen concepten en bieden die ook zelf aan. Welke rol is weggelegd voor de verschillende spelers in het veld en in hoeverre is een aannemer nog noodzakelijk in het bouwproces?
Gespreksmoderator Frans de Haas van de Haas & Partners, vraagt de aanwezigen naar hun visie op de huidige renovatieopgave en welke rol zij hierin vervullen. Die rol blijkt op bepaalde onderdelen te verschillen. Zo levert Sto Isoned volgens Rob de Jong, algemeen directeur, systeemoplossingen aan de markt met een focus op renovatieprojecten van corporaties. “Als gevelspecialist zijn we betrokken bij projecten van de Stroomversnelling, een Green Deal tussen een aantal aannemers en woningcorporaties die 110.000 huurwoningen naar energienotaloos brengt.
We zijn op verschillende manieren betrokken bij het bouwproces. Enerzijds kunnen wij een ‘OEM’-leverancier zijn, die een onderdeel levert van een totaal. Anderzijds verkopen we systemen als product, die vervolgens geïntegreerd worden.” Sander Willems, Willems Vastgoedonderhoud, pakt met zijn organisatie vastgoedvraagstukken aan. “Bestaande bouw in bewoonde toestand”, vertelt hij, “en wij werken sinds de jaren 90 resultaatgericht met prestatie-eisen op lange termijn. Onze opdrachtgevers zijn divers. Dat betekent dat we niet met één concept de markt bedienen. Wij maken scenario’s om ervoor te zorgen dat het onderhoud goedkoper en beter beheersbaar wordt. De initiële investering moet wel passend zijn bij de vraag.”
vlnr Rob de Jong, Sto Isoned, Sander Willems, Willems Vastgoedonderhoud en Rolf Pennings, Kingspan Unidek
Gerhard Hospers, adjunct-directeur Greenworks bij Raab Karcher, vertelt over de vernieuwde focus sinds 2011. Als bouwmaterialenhandel introduceerde zijn organisatie in dat jaar het duurzaamheidslabel Greenworks, een verzamelnaam voor duurzame bouwmaterialen. “In eerste instantie ging het om losse producten. Al snel zijn we gestart met de Greenworks Academy, waarmee we de bouwkolom trainen op actuele onderwerpen. Daarnaast hebben we Raabs Renovatiehuis ontwikkeld, waarmee men tot een indicatief energielabel kan komen en we de best passende oplossingen bieden om de gewenste labelsprong te maken. De concepten die wij ontwikkelen, zijn vooral bedoeld voor aannemers om hen te helpen een betere ondernemer te worden in de breedste zin van het woord.”
Bouwproces kan efficiënter
Vanuit zijn expertise ziet Rolf Pennings, projectmanager bij Kingspan Unidek, een nieuwe markt en een nieuwe focus. Met Built4U, een renovatieconcept voor de sociale woningbouw van zes gespecialiseerde marktpartijen, bereikt zijn organisatie een nichemarkt. “Voorheen leverden we een product dat werd geleverd aan partijen als Raab Karcher. Dat doen we nog steeds, maar we zijn tot de conclusie gekomen dat het bouwproces efficiënter kan. Daarom hebben we met zes marktpartijen het concept ontwikkeld en het proces aangepast.”
Wanneer De Haas vraagt of er nog ruimte is voor een aannemer binnen dit aangepaste proces, knikt Pennings instemmend. “Als zij het proces en het product omarmen, dan is daar zeker plek voor. Wij hebben immers niet de ambitie om deze rol over te nemen, maar blijven leverancier. Built4U bestaat naast onze reguliere bedrijfsvoering en bereikt met de passiefhuisaanpak vanzelfsprekend een beperktere markt. We zijn ervan overtuigd dat dit een grotere markt gaat worden, maar dat is het nu nog niet.”
Vanuit zijn adviseursrol is Frans De Haas betrokken bij onderzoek en de ontwikkeling van onder andere toolkits voor bestaande bouw en duurzame woningbouw. “Een groot voordeel van een totaalconcept is dat de onderdelen in hun samenhang worden gekozen en dat bij de uitvoering steeds wordt geleerd en verbeterd. Het biedt ook ruimte voor industrialisatie, waardoor kwaliteiten beter geborgd worden en faalkosten afnemen.” De Haas vraagt zich af waarom de overige partijen aan tafel geen concept op de markt brengen.
De Jong reageert: “Onze core-specialiteit is het isoleren en opwaarderen van gevels, daarnaast schakelen wij in verschillende concepten mee. Zo kan ik twee extreem verschillende projecten noemen, waar onze opdrachtgevers een radicaal andere klantvraag hadden: een label B-renovatie met stucafwerking tegenover een passiefhuisproject.” Een prangende vraag blijft volgens De Jong: wie is de aannemer bij een totaalconcept en wat is het functiepakket? “Iemand moet de coördinerende taken op zich nemen. Daarnaast zijn er de juridische aspecten van het aannemen. Als je langer samenwerkt met je co-makers, dan gaat het uiteraard steeds beter.”
links Frans de Haas van de Haas & Partners, rechts Gerhard Hospers, adjunct-directeur Greenworks bij Raab Karcher
Geen noodzaak, wel voordelen
Hospers ziet nog niet een directe noodzaak om alleen complete concepten op de markt te brengen, maar kent wel de voordelen van de aanpak. “Wij zijn een intermediair tussen vraag en aanbod en hebben als klanten aannemers maar ook opdrachtgevers. Als onze klant wenst dat wij met prefab een complete woning leveren, dan kunnen we dat. Opmerkelijk vind ik dat we vanuit de traditionele bouwkolom goed in staat waren om projecten aan te nemen, maar na de sleutelopdracht verdwenen we uit het zicht. Renovatie en onderhoud, daar kan de bouw nog verder op inzetten.
Het voordeel van een totaalconcept als Built4U is de snelle verwerkingstijd en de relatief lage overlast voor bewoners.” Het bouwproces slimmer en efficiënter aanvliegen resulteert in minder overlast voor bewoners. De interesse hierin is te proeven bij de gesprekspartners. Een bewoner in het gehele traject meenemen is van groot belang, stelt Willems. “Een bewoner vindt overlast tot daaraan toe, maar men moet wel weten wanneer de overlast plaatsvindt. Er komt steeds meer interesse in totaalconcepten, zoals ons TOPPP huis en Built4U, omdat je de bewoner beter en sneller van dienst kunt zijn. Alles gaat naar prefab toe, want kwaliteit en snelheid lonken.”
Wensen opdrachtgevers kwaliteit of selecteert men nog steeds op prijs? Volgens Willems is laatstgenoemde nog steeds het geval. Hij stelt dat er inderdaad te weinig opdrachtgevers zijn die selecteren op kwaliteit. Op prijs concurreren is volgens hem maar al te eenvoudig. “We hebben het over onze rollen gehad, die inderdaad veranderen. De rol van een opdrachtgever verandert ook: de uitvraag zal anders worden. Immers: als de uitvraag van de opdrachtgever niet verandert, dan zullen de marktpartijen ook niet snel veranderen.”
Tot dusver hebben de aanwezigen het voornamelijk over professionele opdrachtgevers gehad. Een blik op de vernieuwde consumentenmarkt is volgens de aanwezigen minstens zo belangrijk. Volgens De Jong is een totale omwenteling van de bouw vereist, als bouwpartijen zich willen focussen op deze markt. “De consument heeft nooit wat te kiezen gehad. Nu eigenlijk nog steeds niet.“ De discrepantie tussen Nederland en andere Europese landen is groot, als het gaat om hoe consumenten kijken naar verduurzaming van de woning. Pennings: “In België bezoeken stelletjes beurzen die alles willen weten over het huis. Zij zijn geïnteresseerd in isolatiewaardes, terwijl dat hier in Nederland totaal niet leeft.” Willems onderstreept: “In Duitsland heeft iedereen een technische ruimte, terwijl we in Nederland genoegen nemen met een piepkleine ketel op zolder.”
Rivaliteit of harmonie?
De Haas komt terug op de totaalconcepten die eerder in het gesprek al aan bod kwamen. Kunnen deze concepten bestaan naast het traditionele bouwen en aanbestedingsproces? Willems denkt dat hier zeker sprake van is. “Het blijft naast elkaar bestaan, het ene zal het andere niet uitsluiten. Ook in de traditionele bouwkolom wil je uiteindelijk naar een meer integrale aanpak. Je gaat partijen selecteren die meerwaarde bieden in het totale proces, partijen die meedenken in het werk en de producten daar ook op selecteren.”
Pennings stemt in: “Er ligt een groot marktpotentieel. Met ons renovatieconcept focussen we ons op de bovenkant van de markt. We laten zien wat er met voldoende ambities mogelijk is, om de bestaande omgeving met snelheid te verduurzamen. Daarnaast blijven we ook als traditionele leverancier onze diensten uitvoeren.” Hospers sluit zich aan bij het tweetal en stelt dat het traditionele kanaal blijft bestaan. “Wij hebben de kracht om met industriepartijen, andere toeleveranciers en opdrachtgevers de uitdaging op te zoeken bij de verduurzaming.”
De Jong ziet energiebesparingspotentieel vooral in vrijstaande woningen en twee onder-één-kap woningen. “Deze twee categorieën gebruiken meer energie dan de totale huursector en hier liggen nog grote kansen. Dit vereist de aanpak van een vakman, een combinatie van een aannemer die het renovatieproces door en door kent. Idealiter heeft hij een netwerk om zich heen die op basis van gelijkwaardigheid een concept invullen.” Hij merkt wel op dat dit proces in iedere omgeving anders is. Hospers: “Prefab leveranciers hebben tegenwoordig het
systeem zo ingericht, dat men zelfs voor individuele woningen aan de slag wil. Niet langer is het minimum hiervoor vier of vijf woningen. Zo gaan wij in het kader van ‘Ons huis verdient het’, met 033 Energie Amersfoort, aan de slag met een jaren 30 woning. Voor dergelijke woningen hebben we straks een integrale aanpak, welke we kunnen integreren in onze tool Raabs Renovatiehuis.” Willems ziet dit als een standaardisatie in het detail. Een balans vinden in zowel traditionele inspanningen als dat wat je in een standaard giet, is van belang. Een belemmering is volgens hem het vergunningstraject. “Het traject voor tachtig woningen is vrijwel hetzelfde als voor één woning. We hebben een snellere overheid nodig.”
Energienotaloos
Ten slotte discussieert men over het bouwen van energienotaloze woningen, op de traditionele manier. Kan dit nog op deze manier of is een conceptuele aanpak tegenwoordig min of meer een vereiste? De meningen verschillen. De Jong: “We hebben met traditionele schilrenovaties, zonde industrialisatie, woningen neergezet die energienotanul zijn.
Dat kan prima. De reden om in te zetten op industrialisatie is dat er in de winter doorgewerkt kan worden. Daarnaast is er sprake van minder overlast in de wijk.” Pennings: “Een conceptuele aanpak is wel degelijk goedkoper en sneller. Daarnaast is het reduceren van bewonersoverlast een van de speerpunten. Het is een beproefd systeem.”
De Jong: “Wij schakelen mee in een concept, maar blijven wel in onze rol. We zien duidelijk dat coördinatie nodig is, maar ook een stuk ondernemerschap en iemand die het aanjaagt. Wij verkopen eigen producten en doen dat in combinatie met de concepten die onze partners neerzetten. Uiteindelijk denk ik dat de markt behoefte heeft aan diversiteit, en niet aan een ‘one size fits all’ aanpak.
Willems: “Optimalisatie krijg je niet alleen uit de toepassing van concepten, maar ook vanuit schaalgrootte. Op het moment dat je dat voor elkaar hebt, dan kun je het product toepassen. Wij willen op product- en detailniveau sparren om deze toepassing zo optimaal mogelijk te maken. Voor mij komt het erop neer dat partijen elkaar moeten versterken; kennis is je voorsprong.”
De Haas: “Uit de discussie kunnen we de conclusie trekken, dat vooral bij renovatieprojecten met hoge ambities, zoals de ambitie ‘energienotaloos’, een meer integrale benadering en een geoptimaliseerd bouwproces nodig is. De expertise van alle partijen heb je daarbij hard nodig. Een meer op een gelijkwaardige wijze samenwerken, zoals bij Built4U, past daarbij. De aannemer heeft daarin zeker een rol, maar dat hoeft niet de rol van hoofdaannemer te zijn.