“Voor een energieneutraal gebouwde omgeving in 2050 is meer nodig dan het handhaven van de Wet Milieubeheer. Deze wet richt zich alleen op maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of korter.” Dat vindt Jeffrey Sipma, onderzoeker bij Energieonderzoekscentrum Nederland (ECN), op basis van zijn onderzoek ‘Energiebesparing in de utiliteitsbouw’.
In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken verrichtte hij namens ECN dit onderzoek om de kwaliteit van het referentiebeeld van de utiliteitsbouw te verbeteren. “Een groot deel van dit onderzoek betrof het verzamelen van basale voorraadgegevens, zoals het identificeren van relevante gebouwtypen, het aantal gebouwen per type, gemiddelde grootte, opsplitsen naar grootteklassen en het gebruik per vierkante meter”, legt Sipma uit. “De grote uitdaging hierbij was om het totale energiegebruik op grond van voorraadgegevens te laten aansluiten op het gebruik van de gehele dienstensector volgens het CBS. Dit zie ik dan ook als belangrijkste uitkomst van het onderzoek: een verbeterd referentiebeeld van de totale voorraad utiliteitsgebouwen.”
Handhaven
De tweede fase van het onderzoek betreft het besparingspotentieel dat zich nog in deze voorraad bevindt. Op de website van Binnenlands Bestuur stond: ‘Als gemeenten bestaande regels van de Wet Milieubeheer gewoon handhaven, zijn er geen nieuwe regels of ambitieus beleid nodig om meer energie te besparen.’ “Dit kun je op diverse manieren bekijken”, vindt Sipma. “In het jaar 2020 hebben we onszelf bepaalde doelstellingen gesteld voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. Het handhaven van de Wet Milieubeheer kan in 2020 een flinke besparing realiseren. Deze wet wordt op het moment echter maar mondjesmaat toegepast. Met het Energieakkoord is het voornemen de handhaving te versterken. Dit levert inderdaad in het jaar 2020 relatief veel op. Met name het effect op elektriciteitsgebruik voor verlichting zal flink reduceren, het effect op gasgebruik voor verwarming zal relatief gezien wat minder groot zijn.”
Volgens de onderzoeker is het doel om op lange termijn te komen naar een energieneutraal gebouwde omgeving. “Daarvoor is handhaving van de Wet Milieubeheer niet voldoende. Deze wet richt zich immers alleen op maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of korter. Voor een energieneutraal gebouwde omgeving is renovatie nodig die verder gaat.”
Meer dan energiebesparing?
“Daarnaast is het belangrijk om jezelf de volgende vragen te stellen”, vindt hij. “Wanneer wil je hoeveel besparen ten opzichte van welke referentie? Met andere woorden: wat is je ambitie op welk moment in het proces en welke terugverdientijd accepteer je voor je investering? Daarnaast: speelt alleen het besparen op energie een rol of wil je ook naar economische effecten als werkgelegenheid kijken?”
“Als we het hebben over 2050 en een energieneutrale en duurzame gebouwvoorraad nastreven, dan ligt de zaak geheel anders ten opzichte van 2020. De Wet Milieubeheer haalt voornamelijk veel besparingspotentieel naar voren, waarvan een groot deel anders ook ‘autonoom’ op een later tijdstip zou hebben plaatsgevonden. Elk gebouw moet op een bepaald moment immers worden voorzien van bijvoorbeeld een nieuwe verwarmingsketel, nieuwe dakbedekking of nieuwe verlichting. Dat we ‘slechts’ besparingen naar voren halen, is niet erg. Immers: hoe eerder, hoe beter.”
“Maar als het streven is om daadwerkelijk een energieneutrale voorraad in 2050 te hebben, dan zou nu al 60% van alle gebouwen – die jaarlijks worden gerenoveerd – naar het niveau van energieneutraliteit moeten worden gebracht. Dit is geen hogere wiskunde; hier zit een eenvoudig rekensommetje achter.”
Nieuwe technieken
Sipma ziet echter ook een ander scenario. “Een gebouw dat nu wordt gerenoveerd onder handhaving van de Wet Milieubeheer, komt over 15 à 20 jaar (dus rond 2030) opnieuw voor een bepaalde mate van renovatie in aanmerking; in ieder geval moet dan een verwarmingsketel worden vervangen. Wanneer vanaf dat moment massaal gekozen wordt voor energieneutraliteit, komt het in 2050 ook goed. Dit gebeurt alleen, als er dan nieuwe technieken zijn die ook nog eens binnen een acceptabele periode terugverdiend worden. Dit heeft alles te maken met innovatie en energieprijzen. Aangezien dat gebouw 20 jaar eerder (nu dus) al ‘een beetje’ is gerenoveerd, is de meerbesparing op dat moment minder groot. Dit maakt de businesscase mogelijk minder gunstig.”
In Sipma’s ogen loopt het als volgt: “Hoe meer we nu doen, hoe eenvoudiger we energieneutraliteit in 2050 halen. ESCo’s zouden hierbij kunnen helpen. Bovendien heeft dit een ‘extra sterk’ effect op de werkgelegenheid nu. Wanneer we bijvoorbeeld een derde meer besparen door de terugverdientijd van 5 jaar van de Wet Milieubeheer als pakketbenadering te zien (in de vorm van ESCo’s?), verdubbelt het werkgelegenheidseffect.”
Nieuwsgierig naar het volledige onderzoek? Lees 'Energiebesparing in de utiliteitsbouw' dan hier.