Naar een integrale benadering voor onderwijshuisvesting: deel 2
- Duurzame Scholen
- Artikel
In een tweedelige artikelreeks wordt duidelijk hoe een integrale benadering voor onderwijshuisvesting kan inspelen op de veranderde huisvestingsvraag van onderwijs. Het tweede deel gaat onder andere in op een optimale huisvestingsstrategie en onderhoudsstrategie.
Om huisvesting zo optimaal mogelijk in te zetten bij het geven van kwalitatief en passend onderwijs, vertalen de adviseurs van Kontek de visie vanuit de organisatie naar concrete en meetbare uitgangspunten voor de huisvesting. Zowel de strategische waarde als de operationele uitvoerbaarheid wegen hierbij mee. In het strategische huisvestingskwadrant is dit schematisch weergegeven.
Huisvesting is inflexibel en is na de personeelskosten de hoogste kostenpost bij het verzorgen van onderwijs. Door middel van varianten en scenario’s kunnen onze adviseurs in beeld brengen welke huisvesting het best aansluit bij uw onderwijsstrategie, maar ook het best inspeelt op toekomstige ontwikkelingen. Door hier in de vroege initiatief- en planfase rekening mee te houden en tevens de totale levensduurkosten te beschouwen, worden kosten en strategie op elkaar afgestemd. Dit voorkomt financiële tegenvallers in de exploitatiefase.
De relatief hoge kosten voor het realiseren van nieuwe onderwijshuisvesting, de lange beschouwingsperiode en de (beheers)risico's maken huisvestingsvraagstukken tot een complexe opgave. Daartegenover staan de vaak relatief beperkte budgetten die vanuit de normvergoeding zijn bepaald. Het komt niet zelden voor dat de huisvestingseisen en -wensen te omvangrijk zijn voor het beschikbare budget.
Tegen beter weten in speculeren opdrachtgevers op aanbestedingsvoordelen en slimme innovatieve oplossingen vanuit de markt. Pas als blijkt dat de huisvesting financieel niet haalbaar is, doet men concessies aan de oorspronkelijke uitgangspunten. Hier gaat behalve veel tijd, vaak ook de toegevoegde waarde voor de onderwijsvisie verloren. Het is van belang om al vanaf de initiatieffase de huisvesting, de doelstellingen en visie te toetsen aan het beschikbare budget en hier in elke volgende fase uit het huisvestingskwadrant op te blijven sturen. De adviseurs van Kontek kunnen per fase de onderwijsvisie- en strategie vertalen naar concrete huisvestingsdoelstellingen en hier de levensduur-, bouw- of renovatiekosten aan koppelen.
Onderhoudsstrategie
Vanuit de onderhoudsstrategie is het van belang rekening te houden met de maatregel dat er vanaf 1 januari 2015 tussen scholen en gemeenten een verschuiving plaatsvindt met betrekking tot de budgetten voor het buitenonderhoud en de aanpassing van schoolgebouwen. Deze 158,8 miljoen euro gaat, zoals dat in het onderwijsakkoord is vastgesteld, via de lumpsum naar de schoolbesturen. Daar ligt vanaf 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid om dit geld op de juiste manier te besteden.
Met name voor de PO scholen komt het budget na 2015 beschikbaar om naar eigen inzicht in te zetten. Voor het VO is dit via de lumpsum al een feit. Voor beiden geldt wel dat het verleidelijk is deze budgetten op korte termijn in te zetten om het achterstallige onderhoud en de ongezonde binnenklimaten aan te pakken. Uit de monitor kwaliteit onderwijshuisvesting PO en VO, uitgevoerd door onderzoeks- en adviesbureau Oberon, kwam naar voren dat met name klimaatinstallaties, warmte-isolatie en sanitaire voorzieningen een upgrade kunnen gebruiken. Toch kan het meteen inzetten van deze gelden een korte termijn oplossing betekenen en risico’s voor de toekomst met zich meebrengen.
Het budget voor buitenonderhoud en de aanpassingen voor schoolgebouwen behelst nog geen twee procent van de totale lumpsum die schoolbesturen ontvangen. Dit komt neer op circa 17% van de bekostiging voor materiële instandhouding. Op bepaalde momenten in de onderhoudscyclus van een gebouw kunnen met buitenonderhoud en aanpassingen aanzienlijke bedragen gemoeid zijn, die deze percentages ruimschoots overschrijden. Schoolbesturen moeten hiervoor reserves opbouwen, aangezien de door gemeenten opgebouwde reserves niet worden overgeheveld (Algemene Rekenkamer, december 2013).
Om de budgetten goed in te zetten is inzicht in de huidige staat van de onderwijsinstelling een vereiste. Behalve de technische staat, is ook van belang hoe de huisvesting presteert ten opzichte van de vastgestelde onderwijsdoelstellingen. Onderhoud is ondergeschikt aan het geven van onderwijs en moet strategisch worden ingezet. Dit betekent dat onderhoud gekoppeld moet worden aan onderwijsdoelstellingen en onderhoudsactiviteiten die veel bijdragen aan deze onderwijsdoelstellingen prioriteit krijgen.
De overgehevelde onderhoudsbudgetten (vanaf 1 januari 2015) dienen dan ook te worden gemanaged vanuit een strategisch onderhoudsplan en meerjarenhuisvestingsplannen. Pas dan kunnen deze budgetten zo optimaal mogelijk worden ingezet.
Auteurs: Kevin de Lange, adviseur Kontek en Willem van Dam, KPC Groep.
Gerelateerde artikelen, events & downloads
Reacties
Ik krijg de indruk dat deel 1 is geschreven door KPC Groep en deel 2 is geschreven door Kontek, klopt dat? De samenhang mis ik namelijk wat tussen de twee delen, zoals een gezamenlijke (integrale) visie. Met andere woorden, hoe ga je de mooi geformuleerde ambities überhaupt realiseren? De hooggespannen verwachtingen (zoals een nieuw huisvestingsconcept) zoals genoemd in deel 1 lijken me onmogelijk te realiseren met het klein beetje (extra) onderhoudsbudget van de 'door'decentralisatie. Hoe slim je dat ook organiseert of inzet. Het lijkt me dan ook niet netjes om bij schoolbesturen dergelijke verwachtingen te gaan wekken. Hoe dat wel kan? Dan zul je op zijn minst ook een integratie moeten krijgen met de investeringsbeslissingen voor renovatie en nieuwbouw. Er lijkt in dit artikel vergeten te worden dat dit op 1 januari niet verandert en tot de zorgplicht van gemeenten blijft behoren. En wil je deze investeringsbeslissingen meenemen bij je integrale huisvestingsstrategie dan zal het toch sowieso niet voldoende zijn om dat op gebouwniveau te benaderen? Dat kan m.i. alleen op portefeuilleniveau. Het gebeurt wmb nog te vaak dat er projecten van de grond komen die simpelweg te weinig bijdragen. Ik zou daarom ook eerder pleiten voor minder sturing op prestige of opportunisme en meer sturing op (meetbare?) kwaliteit. Datzelfde geld kan in veel gevallen namelijk veel beter ingezet worden (qua maatschappelijk rendement) in de doorontwikkeling en realisatie van de huisvestingsconcepten. En dat kun je toch echt alleen maar bereiken door als schoolbesturen en gemeente(n) samen op te trekken en de integraliteit van beide kanten te borgen. Dat onderdeel mis ik nadrukkelijk in beide artikelen en lijkt me nu juist cruciaal bij de vraag hoe een integrale benadering voor onderwijshuisvesting kan inspelen op de veranderde huisvestingsvraag van onderwijs. Ben benieuwd of jullie dit met mij eens zijn of dat dit wellicht bewust achterwege is gelaten. Maar goed, het nuchtere pleidooi in deel 2 om budgetten optimaal in te zetten (of op zijn minst de verspillingen te minimaliseren) is natuurlijk altijd goed maar helaas ook nog zeker niet vanzelfsprekend. Kan deze analyses en adviezen alleen maar beamen.