De bijdrage van ontwikkelingslanden aan klimaatverandering nadert in 2020 waarschijnlijk 51 procent. Dat blijkt uit berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving, Ecofys en het Joint Research Centre van de EU (JRC).
Het aandeel van de uitstoot van alle broeikasgassen door ontwikkelingslanden is nu 48 procent, als je de uitstoot tussen 1850 en 2010 meerekent. De groep industrielanden is verantwoordelijk voor 52%. Bij VN-discussies over klimaatonderhandeling komt de vraag vaak naar voren welke landen het meest hebben bijgedragen aan klimaatverandering.
In een recent artikel van Climatic Change betogen onderzoekers van PBL, Ecofys en JRC dat er verschillende manieren zijn om bijdragen aan klimaatverandering te berekenen, met zeer uiteenlopende resultaten.
Wanneer bijvoorbeeld emissies uit het verleden in mindere mate meegeteld worden, als verdiscontering van technologische vooruitgang, komt de relatieve bijdrage van sommige industrielanden lager en de bijdrage van sommige ontwikkelingslanden hoger uit, in totaal op 52 procent. Deze variant houdt rekening met het feit dat opkomende economieën profiteren van technologieën die eerder elders zijn ontwikkeld.
Alternatieve variant
Een andere variant, een die vaak wordt gebruikt door experts uit ontwikkelingslanden, laat recente emissies (2000-2010), niet-CO2 broeikasgassen en CO2 uit landgebruik en bosbouw buiten beschouwing. Dit vergroot de relatieve bijdrage van de groep industrielanden tot 80%. Wetenschappelijk gezien heeft het echter de voorkeur om zowel alle broeikasgassen als de meest recente emissies mee te tellen; dit wordt ook als basis gebruikt in het artikel.
Belang van keuzes
De resultaten uit het artikel tonen het belang aan van de keuzes die gemaakt worden wanneer de historische bijdrage van landen aan klimaatverandering worden berekend. Deze keuzes moeten beleidsmakers maken bij de onderhandelingen over een nieuw internationaal klimaatverdrag. De helderheid over de implicaties van deze keuzes die dit artikel biedt kan overheden helpen dit te doen.