Technici kunnen via de beste modellen en rekenmethodes een energieprestatie van een woning of gebouw berekenen, in de praktijk worden die uitkomsten niet gehaald. Dat was de algemene conclusie na een internationaal symposium dat op 25 april in Rotterdam plaatsvond. “We zouden geen problemen hebben, als er in de gebouwen maar geen mensen zouden wonen of werken”, was aan het einde van de dag de gekscherende reactie van een expert.
Twaalf experts, uit zeven verschillende landen, lieten hun licht schijnen op een scala aan factoren die bepalend zijn voor het daadwerkelijk energiegebruik in gebouwen. De gebruiker speelt volgens vele onderzoekers een doorslaggevende rol in het uiteindelijke energiegebruik, maar dat geldt ook voor de toegepaste techniek in gebouwen. Het is meer regel dan uitzondering dat installaties de vastgestelde rendementen in de praktijk bij lange na niet halen. Daardoor is de energieprestatie van een gebouw meteen al een stuk lager voordat de gebruiker er zelfs maar invloed op kan uitoefenen.
Niet via regelgeving te beïnvloeden
De Deense professor Per Heiselberg toonde in zijn presentatie dat tweederde tot driekwart van het energiegebruik in een moderne, goed geïsoleerde woning niet via regelgeving te beïnvloeden is. Dat betekent dat er steeds meer apparaten en toestellen in huis zijn die we via een berekende energieprestatie nooit kunnen bepalen of in de hand houden. En dat aandeel wordt in moderne woningen en gebouwen alleen maar groter. Ad van der Aa, technisch directeur van het organiserende adviesbureau Cauberg-Huygen liet op het congres in een grafiek duidelijk zien dat de berekende energieprestatie (de EPC) van woningen in de afgelopen 20 jaar in een strakke, steile lijn naar beneden ging. Maar in diezelfde grafiek plaatste hij ook de daling van het gasverbruik in woningen, en die gaat lang zo snel niet naar beneden. Toen hij in diezelfde grafiek ook de lijn met het elektriciteitsverbruik plaatste, bleek dat huishoudens in de afgelopen 20 jaar duidelijk meer stroom zijn gaan gebruiken. Kortom, de energiebesparing die we zouden verwachten door invoering van energieprestatienormen is in de afgelopen jaren veel minder groot en soms helemaal niet gerealiseerd.
Onvoorspelbaar gedrag
Diverse experts toonden in hun presentaties aan dat bewoners en gebruikers van kantoorpanden door onvoorspelbaar gedrag het energieverbruik in sterke mate beïnvloeden. Allereerst doordat zij steeds meer apparatuur aanschaffen die energie gebruiken. De hedonistische kant is onbewust het sterkst in mensen, vertelde Ellen van der Werff, onderzoeker aan de Universiteit van Groningen. Dat betekent dat we mensen echt moeten verleiden tot energiebesparend gedrag. We zouden er veel meer een wedstrijd of spel van moeten maken. Tegelijk zien we ook dat mensen installaties anders bedienen en behandelen dan door de leveranciers en installateurs vooraf werd bedacht. Ventilatiesystemen zijn daarvan een goed voorbeeld. Zorgvuldig gebalanceerde ventilatiesystemen worden door bewoners vaak onvoldoende begrepen of onderhouden, waardoor zij via ramen en andere maatregelen gaan ventileren, wat extra energie kost.
Rendementen in de praktijk
Daarnaast zijn de prestaties van moderne installaties vaak veel minder goed dan de fabrikanten voorspiegelen, zo vertelde Arie Kalkman, adviseur bij Cauberg-Huygen. Het is op dit moment mogelijk om een hr-ketel te kopen met een in het laboratorium gemeten rendement op tapwater van 90 procent. Maar in de praktijk komen de rendementen op tapwater nooit aan dat niveau en blijven rond de 50 tot 60 procent steken. Het rendement van de warmtewisselaars in alle HR-ventilatie-units die in ons land verkrijgbaar zijn, ligt volgens de berekeningen boven de 95 procent. Maar als het rendement van diezelfde toestellen in Duitse instituten wordt berekend, ligt het getal veel lager, tussen de 70 en 90 procent. Ook de rendementen van warmtepompen zijn in de praktijk veel lager dan de berekende rendementen die fabrikanten opgeven. Onderzoek in een wijk met veel warmtepompen levert een COP (rendementsgetal van warmtepompen) op van ongeveer 3,7 terwijl de fabrikanten op de certificaten voor diezelfde toestellen een COP van circa 5,5 zetten.
Drie bottlenecks
Pieter Hameetman, directeur van AM Sustainable, de ontwikkelingsdochter van bouwconcern BAM, vertelde in zijn presentatie dat er drie bottlenecks zijn om werkelijk zuinige woningen op te leveren. Als eerste noemt hij het probleem dat de bewoner zich niet bewust is wat precies zijn behoeften zijn op het gebied van een zuinig huis. En de partijen op de woningmarkt kunnen hun klanten daarover niet duidelijk informeren. De tweede bottleneck is dat we in berekeningen altijd van een gemiddelde gebruiker uitgaan, en dat uitgangspunt is niet juist. De derde bottleneck is dat de kwaliteit van de bouwketen onvoldoende is en in elk geval onvoldoende zichtbaar wordt gemaakt. De noodzaak is groot om meer te doen aan integrale proces- en kwaliteitsborging. We zullen woningen moeten ontwerpen en renoveren die meer op de behoefte van de bewoners zijn afgestemd. Daarvoor moeten we de bewonersprofielen beter leren kennen. Sociaal onderzoek is daarin zeer belangrijk en daar moet de sector de komende jaren zich serieus in verdiepen, aldus Hameetman.
Meer informatie over het onderzoeksprogramma vindt u hier.
Annex 53
Het symposium dat op 25 april plaatsvond op de ss Rotterdam werd georganiseerd in het kader van de International Energy Agency ECBCS-Annex 53 expertmeeting. Dit congres was vooral bedoeld voor alle professionals die zich bezig houden met energiebesparing in de bouwsector, zoals projectontwikkelaars, architecten, installateurs, adviseurs en producenten. Sprekers waren internationale vertegenwoordigers van de universitaire onderzoek- en advieswereld, de vastgoedwereld en de overheid.
Fotobijschrift: Alle sprekers van het congres.