Naar aanleiding van het artikel 'We hyperventileren op ambities en sectorale regelgeving' in het magazine Duurzaam Gebouwd nr. 5 ontvingen we een reactie van Hotze Hofstra. We hebben hierop besloten het artikel van Friso de Zeeuw integraal op Duurzaam Gebouwd NL op te nemen en de reactie seperaat erna te plaatsen.
"We hyperventileren op ambities en sectorale regelgeving"
We zijn in Nederland echte polderaars en moeten vooral niet te grootse gebaren maken als het om gebiedsontwikkeling gaat, meent Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft.
Is er nog wel aansluiting met duurzaamheid nu het rechts kabinet een feit is. Komt de derde duurzaamheidsgolf nu ten einde? Het zijn vragen die Friso de Zeeuw bezighouden. De Zeeuw: "Er lopen in deze wereld een aantal kabouters rond waarvan ik me ten zeerste afvraag of hun plannen aansluiten op de dagelijkse praktijk."
"Nederland heeft een goede traditie opgebouwd qua gebiedsontwikkeling, vertelt De Zeeuw. "We zijn hier niet van het grote gebaar. We zijn niet groots en meeslepend. Het moet allemaal in samenhang. Kleine ingrepen die passen in de omgeving, daar zijn we goed in. We zijn echte polderaars. We hebben trouwens ook niet heel grote steden."
Een relatief grote ontwikkeling als Vinex is een succes gebleken, meent De Zeeuw. "De ideeën die men had zijn uitgevoerd en de beleidsdoelstellingen zijn gerealiseerd. De mensen die er wonen tonen een grote mate van tevredenheid. De infrastructuur en voorzieningen waren in aanvang onvoldoende. Het is een paradox tussen het plaatje compleet willen invullen en dingen in samenhang willen zien en aan de andere kant de vergaande verkokering. In onze organisatiemanie willen we het altijd, en daar hebben ze met het milieu en duurzaamheid ook een handje van, sectoraal aanpakken. Dat is strijdig met de beginselen van gebiedsontwikkeling. We hebben een werkbare Wet ruimtelijke ordening. Hij wordt alleen geteisterd door meteorietinslagen van kostbare sectorale regelgeving. Het is prima dat het omgevingsrecht de komende periode aangepakt gaat worden."
Beleid
De Zeeuw denkt dat het nationaal ruimtelijk beleid alleen succesvol kan zijn met visie, een goede uitvoeringstrategie en met geld. "Zo waren in het verleden de ruilverkaveling, de waterstaatswerken en het groeikernbeleid technische succesnummers. Technisch en inhoudelijk is Vinex grotendeels ook een succes, ook al is niet iedereen met het laatste eens. Net zoals de vernieuwing van onze binnensteden, maar daar heeft de rijksoverheid een ondergeschikte rol in gespeeld."
Bij de roep naar een wat steviger nationaal ruimtelijk beleid zet De Zeeuw echter zijn vraagtekens. "Het is een beetje een pavlovreactie. Gaat het beter als er meer rijksbeleid komt? Ik denk het eigenlijk niet. De komende tijd zit dat er ook helemaal niet in met dit nieuwe kabinet. De lijn is juist meer decentraliseren - zonder geld - naar provincies, gemeenten en marktpartijen. In crisistijden moet je denk ik een verkleinbrilletje opzetten om tot een oplossing te komen. De visie op hoofdlijnen, die moet je vasthouden. Niet met een geheel uitgewerkt en uitgekristalliseerd masterplan, maar met ruimte voor initiatieven tijdens de rit en veel flexibiliteit. In de concrete plannen moet je goed kijken naar wat er elders gebeurt. Soms bewust een beetje schaarste creëren om een investering renderend te kunnen laten zijn. Het zou slecht zijn om gebiedsontwikkeling als aanpak nu los te laten. Bij de (her)ontwikkeling van bedrijfsterreinen gaan we nu juist pas beginnen met die werkwijze. Daar was men in het stadium van de 'kavelfabriek'. Maar feit is dat gebiedsontwikkeling onder druk staat."
Planvorming en investeringen in het binnenstedelijk gebied wordt kleinschaliger. De Binckhorst in Den Haag (de grootste binnenstedelijke herontwikkeling van Nederland, red.), Stadshavens in Rotterdam, Hembrugterrein in Zaanstad en de talloze kanaalzones in ons land, waaronder Apeldoorn, Delft en Helmond noemt De Zeeuw als voorbeeld.
"Van grootse en meeslepende masterplannen, mede bedoeld om subsidies in de wacht te slepen, gaan we naar kleinschaliger ingrepen, wel passend in een totaalvisie. Hier en daar vindt nog een stevige investering plaats, zoals in het Waalfront in Nijmegen. Het gaat nu allemaal langer duren dan aanvankelijk het plan was. Maar hoe erg is dat? We houden in Nederland niet van rommelplekken. Als je het trouwens vergelijkt met het buitenland dan vinden wij het al vrij snel een bende. Wij betalen soms erg hoge prijzen voor te saneren vastgoed; dat kan in de komende tijd niet meer in die mate. Maar als je faseert en flexibiliseert, moet je wel goed kijken hoe je plekken goed toegankelijk kunt houden of maken en aantrekkelijk voor de nieuwe gebruikers."
Duurzaamheid
Als we het over duurzame gebiedsontwikkeling hebben zie ik twee bedreigingen. De ene is de oude sectorale, streng genormeerde wereld van het milieubeleid. En de andere is de nieuwe stapeling van ambities van wat ik noem 'de kabouters'. Van dat laatste vind de voorstellen van de Urgenda-club voor een soort tweede Ringvaart voor de Haarlemmermeer exemplarisch. Onbetaalbaar, onnodig en in wezen onzinnig."
Een ander project is Erasmusveld. Dat zou de 'duurzaamste wijk ter wereld' moeten worden. Maar het project is inmiddels door het Haagse gemeentebestuur 'on hold' gezet. Het verbaast De Zeeuw niet.
"Je ziet in het domein van de duurzaamheid vaak dat er een orgie van ambities is en vervolgens stokt het. Een stapeling van ambities is killing voor gebiedsontwikkeling. Het summum is het roepen om een nieuw 'Deltaplan voor het klimaat'. Dan is men echt de weg kwijt. Er moet dan even een moment van ontnuchtering plaatsvinden. Het blijkt lastig als het om duurzaamheid gaat om de koppeling te leggen van ideeën en ambities naar het daadwerkelijk waarmaken. Daar zit een belangrijke opgave om dat meer werkbaar te maken."
De Zeeuw hanteert voor de aanpak van duurzaamheid de bekende drie P's: people, planet, profit. De Zeeuw: "Nog steeds ijzersterk. En die combineer ik met de kenmerken van het gebied waar het om gaat. Als een variant op de tetraëder voor duurzaam bouwen van professor Kees Duijvesteijn (zie ook Rondetafel Ecolonia, elders in dit magazine). Op die manier kan je op een meer ontspannen manier kijken waar je 'duurzaamheidsmuntjes' neerlegt. Soms is dat de cultuurhistorie van het gebied, soms de wateropgaven en soms energie. Per gebied kunnen de duurzaamheidskenmerken dus sterk verschillen (zie ook kader Green score card). Maar erken ook dat het onmogelijk is op alle onderdelen een tien te halen. En betrek de financieel-economische haalbaarheid en de markt er eerder bij."
Cradle to Cradle
Is hier een rol voor Cradle to Cradle weggelegd? De Zeeuw staat niet echt bekend als voorstander. "Cradle to Cradle is te fanatiek op de gesloten kringlopen. Bouw- en sloopafval is bijvoorbeeld niet echt een maatschappelijk probleem. Er wordt veel hergebruikt, de bouw loopt voorop als het om herkomst van materialen gaat. Dat is allemaal keurig geregistreerd. De duurzaamheidsmensen trekken nogal eens aan de verkeerde touwtjes. We moeten onze prioriteiten scherper stellen, bijvoorbeeld om water meer ruimte te geven. Om Anke van Hal aan te halen: 'het gaat in gebiedsontwikkeling om een fusie van belangen. Een grondige analyse van wensen en drijfveren van de diverse doelgroepen vormt hierin een voorwaarde tot succes.' en daar sluit ik me volledig bij aan."
Profiel
Prof. mr. W.C.T.F. de Zeeuw is sinds 1998 Directeur Nieuwe Markten bij Bouwfonds Ontwikkeling. Voor die tijd was hij onder meer lid Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (PvdA). Daarnaast is hij onder andere praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft, lid van het bestuur van Neprom, lid van het dagelijks bestuur van het Instituut voor Bouwrecht en lid van de Raad van Toezicht van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB).
Tekst: Gerard Vos
Dit artikel is eerder verschenen in het magazine Duurzaam Gebouwd nr. 5.