Passiefhuizen zijn zodanig goed geïsoleerd dat het meermaals voorkomt dat een vuurhaard bij gebrek aan zuurstof vanzelf dooft. "Maar het smeulen gaat door, met alle gevolgen van dien als iemand een raam of een deur opent", aldus de brandweer in het Belgische Knokke.
De overheid beval een onderzoek naar de brandveiligheid van passiefhuizen, zo bericht Het Nieuwsblad in Belgie.
Passiefhuizen verbruiken een minimum aan energie. "Dat is goed voor de portemonnee, maar slecht als er brand uitbreekt", zegt Jérôme Glorie, directeur-generaal Veiligheid en Preventie van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
"De rook die binnen ontstaat kan niet naar buiten en een op het eerste gezicht uitgedoofd vuur kan bij de opening van een deur of een raam een steekvlam of een explosie veroorzaken. Dat leidt tot zeer gevaarlijke situaties, zowel voor de bewoners als voor de brandweer."
Warmte teruggekaatst
Doordat bij passiefhuizen ook de warmte niet naar buiten kan, loopt de temperatuur rond de brandhaard veel hoger op dan bij een "normale" brand. "Als er voldoende ventilatie is, ontsnapt 35 procent van de warmte naar boven en 65 procent van de warmte naar de zijkanten. In zo'n passiefhuis wordt al die warmte teruggekaatst op de oorspronkelijke vuurhaard", zegt Jean-Claude Vantorre, luitenant bij de brandweer van Knokke-Heist.
"Brandweerlui worden geconfronteerd met veel hetere vuurhaarden." Het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken beslist eind dit jaar of architecten en bouwondernemers op een andere manier passiefhuizen moeten bouwen.