Het hoogste gebouw van Nederland, dat vrijdag officieel is geopend, wordt verwarmd en gekoeld door water uit de Maas.
De Rotterdamse toren heeft daarmee de primeur van deze nieuwe energievorm. In 2007 ontving het Nederlandse bedrijf Techniplan Adviseurs voor de vinding al De Vernufteling, de innovatieprijs van de Nederlandse ingenieurswereld. De afgelopen zes maanden heeft het systeem zich met de Maastoren in de praktijk bewezen. In heel Nederland kan jaarlijks 8 miljoen ton CO2 worden bespaard.
Rivierwateropslag
Afgelopen winter is ‘koude’ uit het Maaswater gewonnen en in de bodem onder de toren opgeslagen. Deze energie is goed voor bijna 95 procent van de benodigde koeling van het gebouw deze zomer. Dat blijkt uit een analyse van de prestaties van het systeem. Aankomende zomer zal juist warmte uit het water worden gewonnen. Ook dat wordt ondergronds opgeslagen en zal aankomende winter worden gebruikt voor verwarming.
Opslag van warmte en koude in de bodem is niet nieuw. Zo’n 1200 gebouwen in Nederland zijn ermee uitgerust. Uniek aan de Maastoren is de bron van die energie: rivierwater. De temperatuur van het Nederlandse oppervlaktewater is zomers hoog genoeg en ’s winters laag genoeg om energie uit te oogsten, op te slaan en enkele maanden later te gebruiken.
OVeral toepasbaar
Het Maastoren-concept is in heel Nederland toepasbaar. Zo’n 20 procent van alle gebouwen ligt binnen 500 meter van water en zou van deze schone energie gebruik kunnen maken. Het oppervlaktewater in Nederland is met 357.440 hectare eigenlijk één grote gratis zonnecollector: zomers vangt het in 11 dagen evenveel energie op als Nederland in een heel jaar nodig heeft voor verwarming en koeling: 665 petajoule (PJ).
Volgens ing. Dick van der Kooij MCD, directielid bij Techniplan Adviseurs is energie uit water ook financieel zeer aantrekkelijk om gebouwen mee te verwarmen en te koelen. De benodigde extra investeringen verdienen zich gemiddeld binnen vijf jaar terug. “De werking hebben we met de Maastoren bewezen. Nu is het vooral aan overheden en marktpartijen om het principe breed toe te passen.”