De belangstelling voor het ontwikkelen van duurzame en energiezuinige gebouwen neemt de laatste tijd enorm toe. De vraag in hoeverre projecten ook daadwerkelijk duurzaam gerealiseerd worden hangt hierbij niet alleen samen met de technische haalbaarheid van een project, maar vooral ook met de wijze van organisatie en financiering.
Duurzame energietoepassingen vergen veelal hogere investeringen dan conventionele techniek. Hiertegenover staat over het algemeen een duidelijk exploitatievoordeel omdat er minder gas of elektriciteit benodigd is. Gebruikers die zelf een eigen woning of commercieel gebouw ontwikkelen, zijn meestal zeer goed in staat om de afweging te maken of het jaarlijks exploitatievoordeel opweegt tegen de meerinvestering in de duurzame energietechnologie.
In de Nederlandse bouwmarkt wordt het overgrote deel van de gebouwen echter niet ontwikkeld door de uiteindelijke gebruiker. Dit hoeft de ontwikkeling van duurzame gebouwen niet in de weg te staan, mits bepaalde aspecten goed worden georganiseerd. Hier gaat het echter in de praktijk al snel mis, omdat in vrijwel de gehele bouwkolom de kosten voor het ontwikkelen en financieren van een gebouw geheel losstaan van de overige lasten waar gebruikers mee te maken krijgen.
Enkele praktijktips:
1 Door gemeentes vooraf vastgestelde maximale VON-prijzen voor woningen, waardoor extra investeringen in duurzaamheidsmaatregelen (die de exploitatielasten kunnen verlagen) niet zonder meer kunnen resulteren in een hogere vraagprijs;
2 Hypothecaire financiering van banken waarbij het maximaal te lenen bedrag alleen afhankelijk is van het inkomen van de eigenaar, zonder dat er naar totale lasten wordt gekeken;
3 Scheiding van bouw- en exploitatiebudgetten in bijvoorbeeld de zorgsector of het onderwijs;
4 Maximale huurprijzen voor sociale woningbouw, welke helemaal los staan van de exploitatiekosten ten aanzien van energie.
Oplossingen
Het niet integraal benaderen van totale woon- of gebouwlasten kan het op grote schaal toepassen van duurzame energietechnologie duidelijk beperken. Zolang de verschillende partijen daar geen verandering in aanbrengen, is het noodzakelijk om naar oplossingen te zoeken die ervoor zorgen dat het thans aanwezige spanningsveld wordt opgeheven. Een belangrijk item hierbij is communicatie met de desbetreffende partijen. In de praktijk blijkt het bijvoorbeeld best mogelijk om met gemeentes afspraken te maken over hogere VON-prijzen, in het geval waarbij duurzame energie wordt toegepast.
Voorwaarde hierbij is dan wel dat de integrale woonlasten (hypothecaire kosten en energie) niet hoger zijn dan bij een conventionele woning. Ook voor banken geldt dat er al ervaringen zijn waarbij bewoners meer mogen lenen omdat een woning (zeer) energiezuinig wordt ontwikkeld.
Andere constructies
Indien dergelijke oplossingen onverhoopt niet haalbaar zijn of niet wenselijk worden geacht, zijn er ook nog mogelijkheden via outsourcings- of leaseconstructies voor duurzame energietechnologie. Hierbij neemt een derde de (meer-) investering voor haar rekening. Via energielevering of verhuur van een installatie wordt deze dan terugverdiend. Voor de eindgebruiker staat hierbij voorop dat deze met vergelijkbare of lagere investering- en exploitatielasten te maken krijgt als voor een conventionele woning of gebouw. Middels deze lease- of outsourcingsopties kan eveneens het probleem worden opgelost van maximale huurprijzen of gescheiden budgetten voor bouw en exploitatie.
Inmiddels zijn er op de markt al vele spelers actief die outsourcings- of leaseconstructies aanbieden voor duurzame energietechnologie. Concurrentie tussen deze spelers zal ongetwijfeld leiden tot voordelen voor afnemers van deze constructies.
Arjen van der Meer